ECLI:NL:CBB:2005:AT8909
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten op basis van de Wet op de kansspelen
In deze zaak heeft appellant, A h.o.d.n. B, te C, beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van ‘s-Hertogenbosch, waarbij de vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten werd geweigerd. De procedure begon met een aanvraag op 24 maart 2003, die door de burgemeester op 16 december 2003 werd afgewezen. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vernietigde dit besluit op 26 november 2004 en droeg de burgemeester op om opnieuw te beslissen. In het bestreden besluit, dat volgde op een advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften, werd het bezwaar van appellant opnieuw ongegrond verklaard. De commissie oordeelde dat de horecagelegenheid van appellant als laagdrempelig moest worden aangemerkt, omdat deze meer dan drie biljarttafels had en een Drank- en Horecawetvergunning bezat. Dit leidde tot de conclusie dat de burgemeester terecht de vergunning voor de kansspelautomaten had geweigerd.
Appellant voerde aan dat de wijziging in de beoordeling van zijn inrichting van hoogdrempelig naar laagdrempelig juridisch onlogisch was en dat dit in strijd was met het vertrouwensbeginsel. Hij stelde dat de weigering van de vergunning hem financieel zou schaden en zijn bestaansrecht in gevaar zou brengen. Het College oordeelde echter dat de burgemeester geen vergunning kon verlenen in strijd met de wet, ongeacht de financiële gevolgen voor appellant. De conclusie was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er termen waren voor een proceskostenveroordeling.