2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij brief aan verweerder van 22 december 2000 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: minister) aangekondigd de tijd rijp te achten voor een algemene inkomensherijking van alle vrije beroepsoefenaren.
De minister heeft verweerder verzocht een plan van aanpak op te stellen en heeft daartoe uitgangspunten geformuleerd.
- In opdracht van appellante heeft Hay Managements Consultants B.V. te Zeist onderzoek verricht naar een passend inkomensniveau voor huisartsen en daarvan in augustus 2001 een rapport (hierna: Hay-rapport) uitgebracht. Hierin is onder meer een berekening opgenomen in verband met compensatie voor werkzaamheden gedurende avond-, nacht- en weekenduren.
- Bij brief van 17 april 2002 heeft verweerder de minister geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de inkomensherijking.
- Bij besluit van 4 juni 2002 heeft de minister goedkeuring onthouden aan door verweerder ter goedkeuring voorgelegde beleidsregels inzake aanpassing per beroepsgroep van - het inkomensbestanddeel van - de tarieven in verband met de herijking van de werkgeverslasten invaliditeitsvoorziening. Hiertoe heeft de minister onder meer overwogen dat voor die wijziging geen financiële middelen beschikbaar zijn.
- Op 10 juni 2002 hebben appellante, Zorgverzekeraars Nederland (hierna: ZN) en de minister een compromis bereikt over een uurvergoeding voor verrichtingen van huisartsen gedurende avond, nacht en weekeinde (hierna: ANW-tarief) van € 45,38, waarna appellante en ZN zich bij brief van 20 juni 2002 tot verweerder hebben gewend met het verzoek dit tarief - vooruitlopend op de algehele inkomensherijking - vast te stellen.
- Bij brief van 11 juni 2002 heeft de minister gereageerd op de door verweerder bij brief van 17 april 2002 gepresenteerde stand van zaken. Hierin heeft de minister gesteld dat de hoogte van de gepresenteerde inkomenswensen van een aantal (organisaties van) vrije beroepsoefenaren - waaronder de huisartsen - verbazing oproept, dat het de taak van verweerder is deze wensen op waarde te schatten en dat een goede motivatie en argumentatie van de gewenste extra inkomenstoename noodzakelijk is, zeker omdat de economische situatie slechter is dan voordien werd aangenomen, hetgeen zijn weerslag heeft op de budgettaire ruimte.
- Bij brief van 17 juli 2002 heeft verweerder de notitie herijking normatieve inkomens voor vrije beroepsoefenaren aan de minister voorgelegd met het verzoek daarover een standpunt te bepalen.
- Op 1 oktober 2002 heeft de minister de door verweerder op 16 september 2002 vastgestelde beleidsregels inzake maximumtarieven voor huisartsenhulp, waaronder beleidsregels die betrekking hebben op het door appellante, ZN en de minister op 10 juni 2002 overeengekomen ANW-uurtarief, goedgekeurd. Blijkens het aan de goedkeuring ten grondslag liggende verzoek van verweerder is dit uurtarief van € 45,38 afgeleid van het Hay-rapport, met dien verstande dat dit bedrag overeenkomt met 75% van de in dat rapport berekende inkomensvergoeding voor ANW-diensten.
- Bij brief van 10 december 2002 heeft de minister zijn standpunt inzake de algehele inkomensherijking voor medische beroepsbeoefenaren aan verweerder kenbaar gemaakt. Hierbij heeft de minister gesteld dat bij het aanwenden van financiële middelen in de zorg prioriteit wordt gegeven aan het zorgvolume en dat het kabinet gezien het economisch klimaat genoodzaakt is inkomensmatiging na te streven, zodat niet tegemoet gekomen kan worden aan de voorgestelde herijking.
- Bij brief van 12 februari 2003 heeft appellante aan verweerder verzocht het ANW-tarief vast te stellen op € 60,50 per uur (prijsniveau 2001) voor huisartsen verbonden aan een huisartsendienstenstructuur (hierna: HDS) en op € 34,46 per consult (prijsniveau 2001) voor huisartsen buiten een HDS.
- Bij brief van 21 februari 2003 heeft verweerder de ontvangst van voormeld verzoek bevestigd en opgemerkt dat het verzoek niet binnen de geldende beleidsregels voor huisartsenhulp valt, zodat eerst discussie en besluitvorming over eventuele wijziging van die beleidsregels moet plaatsvinden.
- Op verzoek van verweerder heeft ZN op 5 maart 2003 een reactie gegeven op het tariefverzoek van appellante, inhoudende dat de tarieven integraal moeten worden herijkt en dat in dit kader eerst een integrale herijking van inconveniënten, praktijkkosten en werklastbepaling plaats zou moeten vinden. ZN verzoekt verweerder in deze brief het verzoek van appellante aan te houden en mee te nemen in een integrale herijking van inconveniënten voor vrije beroepsbeoefenaren.
- Bij besluit van 28 april 2003 heeft verweerder het verzoek van appellante afgewezen op de grond dat het niet past in de vigerende beleidsregels en wijziging daarvan, ook omdat er nog geen inhoudelijk overheidsoordeel is over de herijking van het primaire inkomen, vooralsnog niet aan de orde is.
- Bij brief van 10 juni 2003 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit, naar aanleiding waarvan op 13 november 2003 een hoorzitting heeft plaatsgevonden.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.