ECLI:NL:CBB:2005:AT2597
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- J.A. Hagen
- E.J.M. Heijs
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake EG-steunverlening akkerbouwgewassen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante A en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, dat betrekking had op de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. De procedure begon op 23 januari 2004, toen appellante haar beroepschrift indiende tegen een besluit van 18 december 2003, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit werd afgewezen. De Minister had op 4 mei 2004 een verweerschrift ingediend, en op 5 januari 2005 vond het onderzoek ter zitting plaats.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de braakpercelen van appellante voldeden aan de vereisten van de Regeling, met name of deze percelen op alle plaatsen ten minste 20 meter breed waren. De AID had vastgesteld dat dit niet het geval was, omdat de braakpercelen gedeeltelijk waren ingezaaid met suikerbieten, waardoor ze niet aan de vereiste breedte voldeden. Appellante betwistte deze bevindingen en voerde aan dat de suikerbieten als groenbemester konden worden ingezaaid onder bepaalde voorwaarden.
Het College oordeelde dat de Minister in het bestreden besluit niet voldoende was ingegaan op de stelling van appellante dat suikerbieten onder bepaalde voorwaarden als groenbemester konden worden ingezaaid. Het College verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat de eerdere afwijzing van de subsidieaanvraag niet werd herzien, maar dat de Minister opnieuw moest kijken naar de argumenten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor de overheid om adequaat te reageren op de ingediende bezwaren.