ECLI:NL:CBB:2005:AS7074
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- J.A. Hagen
- E.J.M. Heijs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking en terugvordering van subsidie op grond van de Regeling stimulering biologische productiemethode
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van een subsidie die was verleend op basis van de Regeling stimulering biologische productiemethode. Appellante, een landbouwondernemer, had een aanvraag tot subsidieverlening ingediend en ontving een subsidie voor de biologische teelt van veevoedergewassen. De verplichtingen van de subsidie liepen van 19 februari 1998 tot 18 februari 2003. Appellante heeft haar landbouwbedrijf echter op 1 januari 2001 beëindigd en was niet langer aangesloten bij Stichting Skal, wat een voorwaarde was voor het verkrijgen van de subsidie. De teammanager oordeelde dat appellante niet voldeed aan de verplichtingen van de regeling, omdat zij de aansluiting bij Skal had beëindigd voordat de verplichtingenperiode was verstreken.
Tijdens de hoorzitting heeft appellante betoogd dat zij aan de voorwaarden van de regeling voldeed en dat de beëindiging van haar aansluiting bij Skal niet met terugwerkende kracht had mogen plaatsvinden. Het College heeft echter geoordeeld dat de teammanager terecht de datum van bedrijfsbeëindiging op 1 januari 2001 heeft vastgesteld. Dit betekende dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling, aangezien zij niet meer aangesloten was bij Skal en de verplichtingen niet had nagekomen. Het College heeft geconcludeerd dat de intrekking en terugvordering van de subsidie terecht waren en heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de voorwaarden van de subsidie en de rol van Stichting Skal als controle-instelling. Het College heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat appellante de kosten van de procedure zelf moet dragen. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 16 februari 2005.