ECLI:NL:CBB:2005:AS4445
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.J. Kuiper
- E.J.M. Heijs
- F. Stuurop
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de aanvraag om een S&O-verklaring in het kader van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 19 januari 2005, staat de toetsing van een aanvraag om een S&O-verklaring centraal. De appellante, Goldsmith Seeds Europe B.V., had op 27 november 2002 een aanvraag ingediend voor een S&O-verklaring voor drie projecten, waarvan twee gericht waren op het veredelen van perk- en potplanten en het derde project de titel ‘Biotechnologie’ droeg. De aanvraag werd echter afgewezen door de Minister van Economische Zaken, omdat de werkzaamheden met betrekking tot klassieke plantenveredeling volgens de Afbakeningsregeling niet in aanmerking kwamen voor een S&O-verklaring. De appellante stelde dat de aanvraag ten onrechte aan de gewijzigde Afbakeningsregeling was getoetst, aangezien deze wijziging pas na haar aanvraag was gepubliceerd.
De procedure begon met een beroepschrift dat op 12 september 2003 door het College werd ontvangen. De Minister had op 1 augustus 2003 een besluit genomen op het bezwaar van appellante tegen de beslissing op haar aanvraag. Tijdens de zitting op 8 december 2004 werd het standpunt van de Minister nader toegelicht, terwijl appellante niet aanwezig was. Het College oordeelde dat de Minister de aanvraag terecht had getoetst aan de gewijzigde Afbakeningsregeling, omdat de werkzaamheden in de projecten 1 en 2 onder de uitsluitingsbepaling van de regeling vielen. Het College concludeerde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten de aanvraag voor project 3 buiten behandeling te stellen, omdat de aanvullende informatie te laat was ingediend.
De appellante voerde ook aan dat zij in de bezwaarprocedure niet was gehoord, maar het College oordeelde dat zij een uitnodiging voor de hoorzitting had ontvangen en deze had afgewezen. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.