5. De beoordeling van het verzoek
Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 19, eerste lid van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, hangende de beslissing op bezwaar en indien van die beslissing beroep bij het College openstaat, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder de hond Tequila terecht heeft aangemerkt als hond van het Pit-bull-Terriër-type.
Artikel 73, tweede lid, Gwd bevat een verbod op het voorhanden hebben van dieren, behorende tot nader aangewezen soorten of categorieën van dieren. Blijkens de toelichting bij artikel 73 is voor de aanwijzing van categorieën van agressieve honden gekozen voor een stelsel waarbij deze categorieën door wetsduiding als gevaarlijk worden aangeduid, ongeacht of honden binnen deze categorieën aanwezig zijn die mogelijk deze agressiviteit niet bezitten.
Bij de Regeling is op grond van artikel 73 Gwd de categorie van het Pit-bull-Terriër-type aangewezen. In bijlage 1 van de Regeling zijn de karakteristieken van dit type hond opgesomd. Volgens de Regeling worden honden die in belangrijke mate voldoen aan de opgesomde karakteristieken, als honden van het Pit-bull-Terriër-type aangemerkt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, gezien de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van Ludema en Ter Haar en het verslag van Kersjes genoegzaam komen vast te staan dat de hond Tequila in belangrijke mate voldoet aan de karakteristieken opgesomd in bijlage 1 van de Regeling. In verband hiermede is de conclusie gerechtvaardigd dat het hier gaat om een hond van het Pit-bull-Terriër-type. Van de zijde van verzoeker zijn hiertegen geen inhoudelijke argumenten ingebracht, die steun bieden aan de opvatting dat Tequila niet in belangrijke mate aan meergenoemde karakteristieken voldoet.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de inhoud van de drie deskundigenrapporten die intussen met betrekking tot de hond van verzoeker zijn uitgebracht, geen aanleiding voor het laten verrichten van een contra-expertise, zoals door verzoeker bepleit.
De voorzieningenrechter is voorts niet gebleken dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit werd voldaan aan de voorwaarden van artikel 3, tweede lid, van de Regeling.
Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de hem op grond van artikel 74, eerste lid, Gwd toekomende bevoegdheid de hond Tequila te laten doden, wordt overwogen dat de wijze waarop verweerder van deze bevoegdheid gebruik maakt, uiteen is gezet in het hiervoor onder 2.1 weergegeven hoofdstuk 4 van het Protocol. Overeenkomstig dit Protocol is naar aanleiding van klachten een controle uitgevoerd. Op grond van de vaststelling dat de aangetroffen hond, een hond is van het Pit-bull-Terriër-type, is het dier in beslaggenomen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het gaat om honden waarvan in verband met agressieve eigenschappen aangenomen moet worden dat zij gevaarlijk zijn, en waarvan het voorhanden hebben verboden is en strafbaar is gesteld als misdrijf.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van voornoemde bevoegdheid. Dat, zoals verzoeker betoogt, de hond Crimo aan zijn eigenaar zou zijn teruggegeven doet aan het voorgaande niet af, nu niet aannemelijk is kunnen worden dat het gaat om een hond van het Pit-bull-Terriër-type.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking kan komen. Het daartoe strekkende verzoek zal dan ook worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.