ECLI:NL:CBB:2004:AR5724

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/875
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de registratie en mogelijke afschaffing van een hond van het Pit-bull-Terriër-type

In deze zaak heeft verzoeker, eigenaar van de hond Tequila, bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Assen om zijn hond te laten doden op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De burgemeester had op 11 oktober 2004 vastgesteld dat Tequila een hond van het Pit-bull-Terriër-type was, wat in strijd is met de wet. Verzoeker heeft op 12 oktober 2004 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, die het verzoek doorstuurde naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 4 november 2004 hebben zowel verzoeker als de burgemeester hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de beoordelingen van verschillende deskundigen die bevestigden dat Tequila voldoet aan de kenmerken van een Pit-bull-Terriër. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de hond te laten doden, gezien de agressieve eigenschappen die aan dit type hond worden toegeschreven. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Enkelvoudige kamer voor spoedeisende zaken
AWB 04/875 5 november 2004
11210 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Registratie pitt-bull
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te B, verzoeker,
tegen
de burgemeester van Assen, verweerder,
gemachtigde: mr. J.L.A. Kessen, werkzaam bij de gemeente Assen.
1. De procedure
Bij besluit van 11 oktober 2004 heeft verweerder op grond van artikel 74 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) besloten de hond van verzoeker te laten doden.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij ongedateerde brief, door verweerder ontvangen op 13 oktober 2004, bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 12 oktober 2004 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, ertoe strekkende dat het bestreden besluit wordt geschorst.
Op 18 oktober 2004 heeft verweerder een schriftelijke reactie op het verzoek om voorlopige voorziening ingediend, onder overlegging van op de zaak betrekking hebbende stukken.
Bij brief van 26 oktober 2004 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen het verzoekschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgezonden aan de voorzieningenrechter van het College. Dit verzoek is bij het College geregistreerd onder procedurenummer AWB 04/875.
De voorzieningenrechter van het College heeft het verzoek behandeld ter zitting van 4 november 2004, alwaar verzoeker in persoon en verweerder bij gemachtigde hun standpunten nader hebben toegelicht. Tevens is door H. ter Haar, ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst Noord en Oost Nederland (hierna: AID), team dieren, van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een toelichting gegeven op een door hem op 29 oktober 2004 opgemaakt proces-verbaal van bevindingen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In de Gwd is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 73
1.Het is verboden dieren, behorende tot door Onze Minister aangewezen soorten of categorieën van dieren te fokken, in Nederland te brengen, te koop aan te bieden of te verkopen.
2.Het is verboden dieren behorende tot ingevolge het eerste lid aangewezen soorten of categorieën van dieren voorhanden te hebben.
3.Ingevolge het eerste lid worden slechts aangewezen soorten of categorieën, waarvan de dieren een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van mens of dier.
Artikel 74
1.De burgemeester van de gemeente waar een dier dat in strijd met het bepaalde in artikel 73 is gefokt of voorhanden wordt gehouden, zich bevindt, kan bepalen dat dat dier naar een nader door hem aangewezen plaats moet worden vervoerd en aldaar moet worden gedood.
2. De burgemeester legt een maatregel als bedoeld in het eerste lid, voor zover het betreft het doden van het dier, niet ten uitvoer indien binnen zes weken, nadat de desbetreffende beschikking aan de houder van het dier is bekendgemaakt, de houder een verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht heeft ingediend en op dat verzoek niet afwijzend is beslist.
Artikel 121
1.Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 36, eerste lid, 37, 40, 43, 61, eerste lid, en 73, tweede lid, zijn misdrijven.
(…).”
In de op grond van de artikelen 73 en 107 van de Gwd vastgestelde Regeling agressieve dieren van 11 januari 1993 (Stcrt. 1993, 11; hierna: Regeling) is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 2
Als diersoorten en categorieën van dieren, bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de wet worden aangewezen de soorten en categorieën van dieren als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage 1.
Artikel 3
(…).
2. Het in artikel 73, tweede lid, van de wet bepaalde is voorts niet van toepassing, indien:
a. de houder beschikt over een dierenpaspoort dan wel een geldig ontvangstbewijs als bedoeld in artikel 7, derde lid, dat is voorzien van een identificatiemerk waaruit blijkt dat sprake is van een dier dat behoort tot de desbetreffende in bijlage 1 bedoelde soort of categorie;
b. het dier is voorzien van een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, dat gelijk is aan het in het dierenpaspoort, bedoeld in onderdeel a, aangebrachte identificatiemerk, en
c. het dier ingeval het zich op een voor het publiek toegankelijk terrein of op het terrein van een ander bevindt, kort is aangelijnd en is voorzien van een muilkorf en de houder het dierenpaspoort of ontvangstbewijs bij zich draagt.
(…).”
In bijlage 1 van de Regeling is onder meer het volgende bepaald:
"Bijlage 1. Honden van het Pit-bull-Terriër-type, waaronder wordt verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan de navolgende karakteristieken of in belangrijke mate gelijkenis vertonen met de navolgende afbeeldingen
Algemene omschrijving:
- gespierde gladharige hond
- straalt kracht uit
- atletisch, maar niet zeer slank
- een zwaar front met in vergelijking een lichte achterhand
- van opzij gezien maakt de hond een vierkante indruk
- hoogte (schoft): 35-50 cm
Hoofd:
- geblokt, doosvormig, zwaar in verhouding tot het lichaam
- brede kaaktakken
- brede schedel
- sterk ontwikkelde neusbrug
- het gebied onder de ogen is opmerkelijk breed
- sterk ontwikkelde kauwspieren
Voorsnuit:
- geen spitse snuit
Oren:
- hoog aan het hoofd geplaatst
- tippend of gecoupeerd
- geen rimpels
Ogen:
- rond, diepliggend en betrekkelijk klein
- breed uit elkaar geplaatst
Hals:
- gespierd tot aan de schedel
- kort
Borst:
- diep
- ruim gebogen ribben, naar onderen taps toelopend
- breed
Rug:
- gespierd
- kort
Benen:
- de voorbenen zijn recht en maken een zware, solide indruk
- de heupen zijn breed en lang en lopen af in betrekkelijk lange achterbenen
Vacht:
- kortharig
Staart:
- laag aangezet
- dun
- vrij kort in relatie tot het lichaam
- taps toelopend tot een fijne punt
- of gecoupeerd.”
In het door de raad van de gemeente Assen bij besluit van 9 juni 2004 vastgesteld Protocol Pitbull & bijtincidenten (www.assen.nl; hierna: Protocol) is onder meer het volgende bepaald:
"4. UITVOERING GEMEENTE ASSEN
(…).
4.2 Taakverdeling geplande actie
Alle klachten met betrekking tot honden worden overgedragen aan de milieupolitie. Indien uit onderzoek blijkt, dat het een verboden hond betreft, dan wordt een gezamenlijk actie gepland met de AID. Machtigingen voor het binnen treden en assistentie van de politie worden door de milieupolitie geregeld. In Assen bestaan drie mogelijkheden voor in beslagname:
1. In beslagname op grond van artikel 2.4.20 APV en artikel 172 Gemeentewet, niet zijnde verboden honden;
2. Artikel 74 van de Gezondheids- en welzijnswet dieren gericht op verboden honden;
3. Strafrechtelijke mogelijkheden op grond van 33a en 36c en 94 en 134 van het Wetboek van Strafvordering.
4.3 Taakverdeling bij heterdaad
Bij een “heterdaad” bijtincident, gevaarzetting van een verboden hond, of bij ontdekking van een verboden hond met gevaarzetting kan niet worden gewacht op een geplande actie. Er dient direct actie te worden ondernomen. Dan wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid van artikel 74 van de Gezondheids- en welzijnswet dieren.
4.4. Ontwikkelingen
Sinds de invoering van het Meldpunt Stadsbeheer komt de milieupolitie steeds vaker in aanraking met klachten/meldingen van burgers over honden. Deze klachten hebben betrekking op geluidsoverlast, verwaarlozing, het houden van vechthonden en bijtincidenten. Daarnaast worden veel klachten m.b.t. honden overgedragen door de politie en vinden er ook eigen opsporingsactiviteiten plaats.
4.5. Toekomstig mandaat tot inbeslagname verboden honden
De inbeslagname van verboden honden, zoals vermeld in bovenstaande situatie, op grond van artikel 74 GWD zal aan de milieupolitie worden gemandateerd. Voordat het mandaat in werking treedt volgen de medewerkers van de milieupolitie de cursus, die de medewerkers van de AID hebben gevolgd, gericht op het herkennen van Pitbulls ten behoeve van inbeslagname.
Door de regiopolitie worden normaal gesproken geen verboden honden in beslag genomen omdat de doorsnee politieman/vrouw niet beschikt over voldoende specifieke kennis."
2.2 Bij de beoordeling van de zaak gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- Verzoeker is eigenaar van de hond, genaamd Tequila.
- De hond is vier jaren. Van de hond is geen stamboom en/of dierenpaspoort aanwezig.
- Op 11 oktober 2004 hebben de regiopolitie Drenthe, de Algemene Inspectiedienst en de milieupolitie op het adres C te B een gezamenlijke controle uitgevoerd naar aanleiding van klachten dat op dit adres blaffende honden overlast veroorzaken en dat er pitbull-achtige honden zouden worden gehouden.
- Tijdens deze controle heeft B.S.J. Ludema, ambtenaar van de AID, de hond Tequila op voormeld adres aangetroffen en beoordeeld. Hierbij is hij tot het oordeel gekomen dat Tequila een hond is van het Pit-bull-Terriër-type en heeft hij vastgesteld dat in de hond geen tatoeage of chip is aangebracht.
- Vervolgens heeft verweerder de hond Tequila in beslaggenomen en het bestreden besluit genomen.
- Op 15 oktober 2004 heeft Ludema van zijn beoordeling van de hond op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waarvan een expertiseverslag
Pit-bull-Terriër-type deel uitmaakt. Volgens dit expertiseverslag, dat aan de hand van bijlage 1 van de Regeling is opgesteld, vertoont de hond Tequila alle kenmerken van een hond van het Pit-bull-Terriër-type.
- Op 15 oktober 2004 heeft A.C.C. Kersjes, als pitbull-deskundige aangewezen bij brief van 4 juli 2002 door de directeur Landbouw van het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, op verzoek van verweerder de hond Tequila geschouwd om te beoordelen of deze tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moet worden. Hiervan is door Kersjes dezelfde dag een expertiseverslag opgemaakt. Volgens dit expertiseverslag, dat aan de hand van bijlage 1 van de Regeling is opgesteld, heeft Tequila alle kenmerken van een hond van het Pit-bull-Terriër-type. Voorts is door Kersjes vastgesteld dat in de hond geen tatoeage of chip is aangebracht.
- Op 25 oktober 2004 heeft H. ter Haar, voornoemd, beoordeeld of de hond Tequila tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moet worden. Hiervan is door Ter Haar op 29 oktober 2004 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waarvan een expertiseverslag Pit-bull-Terriër-type deel uitmaakt. Ook volgens dit verslag, dat aan de hand van bijlage 1 van de Regeling is opgesteld, heeft Tequila alle kenmerken van een hond van het Pit-bull-Terriër-type. Voorts is eveneens door Ter Haar vastgesteld dat in de hond geen tatoeage of chip is aangebracht.
3. Het bestreden besluit en het standpunt van verweerder
Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer het volgende overwogen en besloten:
"(…)
Op 11 oktober 2004 is geconstateerd, dat uw hond behoort tot het Pitbullterriër-type. Dit betekent dat u het verbod van artikel 73 lid 2 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren overtreedt. Op grond van artikel 74 lid 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren ben ik, wanneer een dier dat in strijd met artikel 73 voorhanden wordt gehouden, bevoegd om de maatregel op te leggen dat het dier naar een nader door mij of namens mij aangewezen plaats wordt vervoerd en aldaar moet worden gedood. Het laten inslapen van uw hond wordt uitgevoerd over zes weken na dagtekening van dit besluit.
(…).”
In de schriftelijke reactie op het verzoek om voorlopige voorziening en ter zitting is vanwege verweerder nog het volgende opgemerkt.
Verweerder hanteert het Protocol. Dit betekent dat verweerder niet actief op zoek gaat naar (gevaarlijke) honden, doch dat hij reageert op klachten/meldingen van burgers. Als uit onderzoek blijkt dat het gaat om een hond die tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moet worden, maakt verweerder gebruik van zijn in artikel 74, eerste lid, Gwd neergelegde bevoegdheid. Verweerder neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om honden waarvan wordt aangenomen dat deze agressief zijn en waarvan het voorhanden hebben verboden is en strafbaar is gesteld als misdrijf.
Binnen de gemeente Assen is volgens verweerder voldoende bekendheid gegeven aan het Protocol, vermeld op de gemeentelijke website.
Teneinde er zeker van te zijn dat de hond Tequila tot het Pit-bull-Terriër-type gerekend moet worden, is op verzoek van verweerder een nader onderzoek uitgevoerd door Kersjes. Nadien is de hond ook nog door Ter Haar beoordeeld, die zijn beoordeling ter zitting heeft toegelicht. Uit alle drie de onderzoeken volgt dat de hond Tequila alle kenmerken heeft van een hond van het Pit-bull-Terriër-type zoals opgesomd in bijlage 1 van de Regeling en aldus als hond van dit type moet worden aangemerkt.
4. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft met betrekking tot zijn verzoek om een voorlopige voorziening het volgende naar voren gebracht.
Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat de hond een Pit-bull-Terriër-type is. In dit verband heeft verzoeker erop gewezen dat zijn hond een kruising is tussen een Bordeaux dog en een Boxer. Verzoeker acht de uitgevoerde beoordelingen dan ook onjuist en wenst een herkeuring.
Verzoeker heeft verder betoogd dat een andere Pitbull-achtige hond, genaamd Crimo, wel aan de eigenaar is teruggegeven. Tot slot heeft verzoeker betoogd dat zijn hond met kinderen is opgegroeid en niet agressief is.
5. De beoordeling van het verzoek
Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 19, eerste lid van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, hangende de beslissing op bezwaar en indien van die beslissing beroep bij het College openstaat, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder de hond Tequila terecht heeft aangemerkt als hond van het Pit-bull-Terriër-type.
Artikel 73, tweede lid, Gwd bevat een verbod op het voorhanden hebben van dieren, behorende tot nader aangewezen soorten of categorieën van dieren. Blijkens de toelichting bij artikel 73 is voor de aanwijzing van categorieën van agressieve honden gekozen voor een stelsel waarbij deze categorieën door wetsduiding als gevaarlijk worden aangeduid, ongeacht of honden binnen deze categorieën aanwezig zijn die mogelijk deze agressiviteit niet bezitten.
Bij de Regeling is op grond van artikel 73 Gwd de categorie van het Pit-bull-Terriër-type aangewezen. In bijlage 1 van de Regeling zijn de karakteristieken van dit type hond opgesomd. Volgens de Regeling worden honden die in belangrijke mate voldoen aan de opgesomde karakteristieken, als honden van het Pit-bull-Terriër-type aangemerkt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, gezien de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van Ludema en Ter Haar en het verslag van Kersjes genoegzaam komen vast te staan dat de hond Tequila in belangrijke mate voldoet aan de karakteristieken opgesomd in bijlage 1 van de Regeling. In verband hiermede is de conclusie gerechtvaardigd dat het hier gaat om een hond van het Pit-bull-Terriër-type. Van de zijde van verzoeker zijn hiertegen geen inhoudelijke argumenten ingebracht, die steun bieden aan de opvatting dat Tequila niet in belangrijke mate aan meergenoemde karakteristieken voldoet.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de inhoud van de drie deskundigenrapporten die intussen met betrekking tot de hond van verzoeker zijn uitgebracht, geen aanleiding voor het laten verrichten van een contra-expertise, zoals door verzoeker bepleit.
De voorzieningenrechter is voorts niet gebleken dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit werd voldaan aan de voorwaarden van artikel 3, tweede lid, van de Regeling.
Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de hem op grond van artikel 74, eerste lid, Gwd toekomende bevoegdheid de hond Tequila te laten doden, wordt overwogen dat de wijze waarop verweerder van deze bevoegdheid gebruik maakt, uiteen is gezet in het hiervoor onder 2.1 weergegeven hoofdstuk 4 van het Protocol. Overeenkomstig dit Protocol is naar aanleiding van klachten een controle uitgevoerd. Op grond van de vaststelling dat de aangetroffen hond, een hond is van het Pit-bull-Terriër-type, is het dier in beslaggenomen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het gaat om honden waarvan in verband met agressieve eigenschappen aangenomen moet worden dat zij gevaarlijk zijn, en waarvan het voorhanden hebben verboden is en strafbaar is gesteld als misdrijf.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van voornoemde bevoegdheid. Dat, zoals verzoeker betoogt, de hond Crimo aan zijn eigenaar zou zijn teruggegeven doet aan het voorgaande niet af, nu niet aannemelijk is kunnen worden dat het gaat om een hond van het Pit-bull-Terriër-type.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking kan komen. Het daartoe strekkende verzoek zal dan ook worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Aldus gewezen door mr H.C. Cusell, in tegenwoordigheid van mr. A. Venekamp, en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2004.
w.g. H.C. Cusell w.g. A. Venekamp