ECLI:NL:CBB:2004:AQ9860
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.J.M. Heijs
- W.E. Doolaard
- J.A. Hagen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Regeling dierlijke EG-premies door verweerder op basis van onvoldoende zelfstandige bedrijfsvoering
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij zijn aanvraag voor een premie in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op 2 augustus 2001 voor het aanhouden van 25 stieren in het verkoopseizoen 2001. De Minister had eerder op 25 maart 2002 een besluit genomen waarin het bezwaar van appellant tegen een eerdere afwijzing van zijn aanvraag werd ongegrond verklaard. Tijdens de hoorzitting op 19 mei 2004 werd duidelijk dat appellant in loondienst was bij een agrarisch grondverzetbedrijf en dat zijn bedrijfsvoering niet zelfstandig was. Het College concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat appellant als zelfstandig producent kon worden aangemerkt, mede door de verwevenheid van zijn activiteiten met die van zijn vader, C, die ook een premie-aanvraag had ingediend. Het College oordeelde dat de stukken die appellant had overgelegd, niet overtuigend waren en vooral administratieve betekenis hadden. De conclusie was dat appellant niet voldeed aan de eisen van zelfstandigheid zoals gesteld in de Regeling. Het beroep werd ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling.