ECLI:NL:CBB:2004:AQ5398
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in horecaonderneming
In deze zaak heeft De Leeuw Brothers B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag, waarbij de aanvraag voor een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten werd afgewezen. De aanvraag was gedaan op 21 mei 2003, maar de vergunning werd geweigerd op 23 mei 2003. De appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De burgemeester stelde dat de inrichting waarvoor de vergunning was aangevraagd, laagdrempelig was, wat een belangrijke reden was voor de afwijzing.
Tijdens de zitting op 26 mei 2004 werd het standpunt van de burgemeester toegelicht, waarbij werd aangevoerd dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de periode waarvoor de vergunning was aangevraagd inmiddels was verstreken. De burgemeester stelde dat de kansspelautomaten gedurende deze periode in de inrichting aanwezig waren, alsof er een vergunning was verleend. De appellante betwistte dit en stelde dat zij nog steeds procesbelang had bij een uitspraak, omdat de uitkomst van het beroep invloed zou kunnen hebben op toekomstige vergunningaanvragen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de appellante geen rechtens te honoreren belang had bij de beoordeling van haar beroep, aangezien de periode van de aanvraag was verstreken en er geen schade was aangetoond. Het College concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, zonder dat er termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 9 juni 2004 door mr. E.J.M. Heijs, met mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier.