ECLI:NL:CBB:2004:AO3848

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/178
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering herziening S&O-verklaring door de Belastingdienst

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 januari 2004 uitspraak gedaan in het geschil tussen AD Productions B.V. en de Minister van Economische Zaken. Het geschil betreft de weigering van de Belastingdienst om de S&O-verklaring van appellante te herzien. Appellante had op 27 januari 2003 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 18 december 2002, waarin het bezwaar van appellante tegen de weigering om de S&O-verklaring te herzien, ongegrond werd verklaard. De S&O-verklaring was afgegeven op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

De kern van het geschil draait om een administratieve fout met betrekking tot het loonbelastingnummer. Appellante stelde dat de Belastingdienst een verkeerd loonbelastingnummer had gebruikt, wat leidde tot problemen met de afdracht van loonbelasting en het verkrijgen van een subsidie van € 54.375,00. De Belastingdienst wees het verzoek af, omdat de aanvraag voor de S&O-verklaring niet op naam van de juiste inhoudingsplichtige was ingediend en de wettelijke indieningstermijn was verstreken.

Het College overwoog dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een S&O-verklaring op naam van een andere inhoudingsplichtige te zetten na de indieningstermijn. De wetgeving legt de verantwoordelijkheid voor de aanvraag bij de inhoudingsplichtige en niet bij de projecten die door de aanvrager worden uitgevoerd. Het College verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen grond was om af te wijken van de wettelijke bepalingen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de indieningstermijnen en de juiste tenaamstelling van aanvragen in het kader van de S&O-regeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 03/178 28 januari 2004
27000 Kaderwet EZ-subsidies
Uitspraak in de zaak van:
AD Productions B.V., te Heijningen, appellante,
gemachtigden: A, werkzaam bij appellante,
tegen
de Minister van Economische Zaken, te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigden: mr. B. Zuijdewijk en mr. R.E. Groenewold, beiden werkzaam bij verweerders agentschap Senter.
1. De procedure
Op 27 januari 2003 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 december 2002.
Bij dat besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellante heeft gemaakt tegen de weigering de S&O-verklaring te herzien, die verweerder heeft afgegeven op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.
Op 6 februari 2003 heeft appellante haar beroepschrift aangevuld.
Verweerder heeft op 11 maart 2003 een verweerschrift ingediend.
Op 5 november 2003 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, alwaar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) luidde ten tijde van belang onder meer als volgt:
"Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
l. S&O-inhoudingsplichtige:
1º. een inhoudingsplichtige die tevens een onderneming drijft;
2º. een inhoudingsplichtige die niet tevens een onderneming drijft, voor zover hij speur- en ontwikkelingswerk verricht krachtens een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met en voor rekening van een onderneming, een samenwerkingsverband van degenen die een onderneming drijven of een lichaam als bedoeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie;
(…)
n. speur- en ontwikkelingswerk: door een S&O-inhoudingsplichtige, dan wel een S&O-belastingplichtige, systematisch georganiseerde en in Nederland verrichte werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op technisch-wetenschappelijk onderzoek of de ontwikkeling van voor de S&O-inhoudingsplichtige onderscheidenlijk de S&O-belastingplichtige technisch nieuwe:
1°. fysieke producten;
2°. onderdelen van fysieke producten;
3°. fysieke productieprocessen;
4°. onderdelen van fysieke productieprocessen;
5°. programmatuur of
6°. onderdelen van programmatuur,
alsmede daaraan voorafgaand in Nederland verricht haalbaarheidsonderzoek;
(…)
q. S&O-verklaring: de door Onze Minister van Economische Zaken op de voet van artikel 24 aan een S&O-inhoudingsplichtige of een S&O-belastingplichtige afgegeven verklaring betreffende speur- en ontwikkelingswerk.
Artikel 24
1. Aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is in een kalenderjaar speur-en ontwikkelingswerk te verrichten geeft Onze Minister van Economische Zaken op aanvraag een S&O-verklaring af. (…)
(…)
3. Een aanvraag voor een S&O-verklaring moet (…) worden ingediend uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het betrokken loon zal worden genoten (…).
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 28 november 2001 heeft verweerder een aanvraag van AD International B.V. ontvangen om een S&O-verklaring ten behoeve van speur- en ontwikkelingswerk in het kader van tien projecten met een totaal bedrag aan begroot S&O-loon van
€ 229.775,00. De aanvraag vermeldt als loonbelastingnummer van de aanvrager 0081.62.645.L.11.
- Bij beschikking van 4 februari 2002, gericht aan AD International B.V. , heeft verweerder de voorgedragen projecten aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. In de hierbij behorende S&O-verklaring is als loonbelastingnummer vermeld 8162645L11.
- Bij brief van 11 juli 2002 heeft appellante verweerder onder meer als volgt bericht:
"Bij deze verzoeken wij U een hernieuwde beschikking af te geven betreffende bovenvermeld nummer. Op dit nummer is n.m.l. door U een verkeerd loonbelastingnummer ingevuld. Het juiste LB nummer moet zijn: 0081.62.645.L01.205.0
De belastingdienst accepteert de reeds uitgegeven beslissing met een verkeerd LB nummer niet, hierdoor krijgen wij steeds problemen met de afdracht. "
- Bij besluit van 9 september 2002 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
- Hiertegen heeft appellante op 21 oktober 2002 bezwaar gemaakt.
- Op 9 december 2002 is appellante ter zake van haar bezwaar gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard op grond van de volgende overwegingen:
"In artikel 24, eerste lid van de Wet staat omschreven dat een S&O-verklaring wordt afgegeven aan degene die voornemens is in een kalenderjaar speur- en ontwikkelingswerk te verrichten.
In het derde lid van artikel 24 van de Wet is aangegeven dat een verzoek om een S&O-verklaring door een S&O-inhoudingsplichtige onderscheidenlijk een S&O-belastingplichtige moet worden ingediend uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het desbetreffende loon zal worden genoten, onderscheidenlijk uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het S&O door de S&O-belastingplichtige zal worden verricht.
Hieruit blijkt dat de inhoudingsplichtige dan wel de belastingplichtige in de Wet centraal staat.
De systematiek van de Wet voorziet niet in de mogelijkheid om een afgegeven S&O-verklaring op naam van een andere inhoudingsplichtige dan wel andere belastingplichtige te zetten. Bij een S&O- aanvraag staat, zoals hierboven vermeld, de inhoudingsplichtige dan wel de belastingplichtige centraal; niet de projecten die door de aanvrager zullen worden uitgevoerd. Tegemoet komen aan uw verzoek zou in feite betekenen dat AD Productions B.V. na het sluiten van de wettelijke indieningstermijn als nieuwe inhoudingsplichtige wordt geregistreerd, hetgeen in strijd is met artikel 24, derde lid van de Wet. Daarom wijs ik uw verzoek af.
Dat de aanvraag abusievelijk ten onrechte op naam van AD International B.V. is ingediend, betreft een omstandigheid waarvan de gevolgen voor uw rekening en risico dienen te komen. Een dergelijke fout kan voor mij geen reden zijn om, in strijd met de Wet, alsnog een nieuwe aanvraag te registreren nadat de indieningstennijn is verstreken. Overigens bestond voor mij geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven informatie. "
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft bij haar beroepschrift het volgende aangevoerd:
"Bij nader onderzoek onzerzijds blijkt dat Senter in het kader van de uitvoering van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen, hoofdstuk VIII: S70-afdrachtvermindering een beschikking heeft afgegeven kenmerk ZT2057200.S0/1.50 op een niet bestaand Loonbelastingnummer.
Het betreft loonbelastingnummer 0081.62.645.L11
Het juiste Loonbelastingnummer moet zijn 0081.62.645.L01
Door deze fout kunnen wij de ons toekomende subsidie van Euro 54.375,00 niet verrekenen met de aangifte c.q afdracht Loonbelasting.
Senter stelt in haar verweerschrift dat het hier gaat om een naamsverandering hetgeen niet toelaatbaar is, ons inziens betreft het echter een administratieve typefout betreffende het loonbelastingnummer. "
Ter zitting heeft appellante verduidelijkt dat de fout die zij heeft gemaakt, slechts van administratieve aard is, maar haar veel geld kost. Het gaat alleen om een verkeerde naam, wat kan worden gecorrigeerd door een andere naam op de gegeven beschikking te vermelden.
5. De beoordeling van het geschil
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van een S&O-verklaring, dat is ingediend na de in artikel 24, derde lid, WVA bedoelde indieningstermijn, in beginsel afgewezen behoort te worden. Het College overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 24, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, onder n., van de WVA wordt een S&O-verklaring onder meer afgegeven aan een S&O-inhoudingsplichtige die hiertoe voorafgaand een aanvraag heeft ingediend en voornemens is in een kalender(half)jaar een voor hem technisch nieuw fysiek product of productieproces te ontwikkelen. Voor beantwoording van de materiële vraag of sprake is van technische nieuwheid en daarmee van ontwikkelingswerk in de zin van de WVA, is derhalve niet alleen de aard van het beoogde product(ieproces), maar ook het kennis- en ervaringsniveau van de inhoudingsplichtige bepalend.
In dit wettelijk stelsel is geen plaats voor wijziging van de tenaamstelling van de S&O-verklaring en daarmee van de inhoudingsplichtige na de wettelijke indieningstermijn, als door appellante voorgestaan.
Derhalve dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.J. Kuiper, mr. J.A. Hagen mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. R. Meijer, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2004.
w.g. M.J. Kuiper w.g. R. Meijer