ECLI:NL:CBB:2003:AO1114
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Intrekking vergunningen beroepsgoederenvervoer wegens onvoldoende kredietwaardigheid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 december 2003 uitspraak gedaan in het geschil tussen V.o.f. Joda Transport en de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie. Joda Transport had beroep ingesteld tegen een besluit van de Stichting, waarbij de vergunningen voor beroepsgoederenvervoer van appellante op 30 oktober 2001 waren ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op het niet voldoen aan de eisen van kredietwaardigheid zoals gesteld in de Wet goederenvervoer over de weg en de Regeling kredietwaardigheid beroepsvervoer 2002.
De procedure begon op 5 december 2002 met de indiening van het beroepschrift. De Stichting had eerder op 20 november 2002 een besluit genomen op het bezwaar van appellante tegen de intrekking van de vergunningen. Tijdens de zitting op 22 oktober 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil betrof de vraag of appellante voldeed aan de vereisten voor kredietwaardigheid, die onder andere inhielden dat zij over voldoende eigen vermogen en/of achtergestelde leningen diende te beschikken.
Het College oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij voldeed aan de vereiste kredietwaardigheid. De overwaarde van de vrachtwagen en privé-bezittingen van de vennoten konden niet worden meegenomen in de beoordeling, omdat hiervoor geen accountantsverklaring was overgelegd. Het College concludeerde dat de Stichting terecht had geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de eisen van de wet en de regeling, en verklaarde het beroep ongegrond. De beslissing van de Stichting om de vergunningen in te trekken werd daarmee bevestigd, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.