ECLI:NL:CBB:2003:AO0902
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.J. Kuiper
- E.J.M. Heijs
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake subsidieverlening op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 november 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door mr. ir. J.L. Mieras, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat. Het geschil betreft de afwijzing van een aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Appellant had op 10 juli 2002 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van 29 mei 2002, waarin zijn bezwaar tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn aanvraag werd behandeld. De aanvraag betrof een perceel met volgnummer 4, dat appellant als akkerland wilde laten erkennen voor subsidie, maar verweerder had vastgesteld dat dit perceel niet voldeed aan de definitie van akkerland zoals opgenomen in de Regeling.
De procedure begon met de indiening van het beroepschrift en de daaropvolgende indiening van een verweerschrift door verweerder. Tijdens de zitting op 7 mei 2003 werden de standpunten van beide partijen toegelicht, waarbij ook deskundigen aanwezig waren om toelichting te geven op satellietopnames die relevant waren voor de beoordeling van het perceel. De kern van het geschil was of het perceel met volgnummer 4 in de referentiejaren 1987 tot en met 1991 als akkerland kon worden aangemerkt.
Het College oordeelde dat de door appellant overgelegde bewijsmaterialen onvoldoende waren om aan te tonen dat het perceel in de relevante jaren als akkerland was gebruikt. De satellietopnames, die door verweerder waren ingediend, gaven aan dat het perceel permanent met gras was begroeid, wat in strijd was met de definitie van akkerland. Appellant had geen objectieve en verifieerbare onderbouwing kunnen leveren voor zijn stelling dat er in de referentieperiode akkerbouwgewassen op het perceel hadden gestaan. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.