ECLI:NL:CBB:2003:AN8429
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.J.M. Heijs
- R. Meijer
- Rechtspraak.nl
Intrekking van taxivergunning op basis van niet voldoen aan vakbekwaamheidseisen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 oktober 2003 uitspraak gedaan over de intrekking van de taxivergunning van appellant, A, h.o.d.n. Taxi A, te X. Appellant had op 18 april 2003 beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat op 17 maart 2003 was genomen. Dit besluit betrof de intrekking van de vergunning tot het verrichten van taxivervoer, omdat appellant niet voldeed aan de vereisten van de Wet personenvervoer 2000, met name de eis van vakbekwaamheid. De vergunning was oorspronkelijk verleend op 10 januari 2001, onder de voorwaarde dat appellant vóór 1 juli 2001 zijn vakbekwaamheid zou aantonen. Appellant had echter op deze datum niet aan de eisen voldaan, wat leidde tot een voornemen van de verweerder om de vergunning in te trekken. Na een hoorzitting en verdere correspondentie, werd de vergunning op 4 juli 2002 ingetrokken, wat appellant niet accepteerde.
Het College heeft vastgesteld dat appellant op 17 maart 2003 niet beschikte over het vereiste getuigschrift en dat hij niet kon aantonen dat hij aan de voorwaarden voldeed. Het College oordeelde dat de verweerder bevoegd was om de vergunning in te trekken, aangezien appellant op dat moment niet voldeed aan de eisen. De persoonlijke omstandigheden van appellant, zoals het afsluiten van een lening en de moeilijkheden op de taximarkt, werden niet als voldoende reden gezien om een uitzondering te maken op de regels. Het College concludeerde dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was en dat appellant niet kon rekenen op een verlenging van de vergunning zonder aan de voorwaarden te voldoen. De uitspraak eindigde met de verklaring dat het beroep ongegrond was, en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.