ECLI:NL:CBB:2003:AM7764
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- E.J.M. Heijs
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak hebben appellanten A en B, wonende te X respectievelijk Y, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat hun aanvraag voor een premie op grond van de Regeling dierlijke EG-premies heeft afgewezen. De aanvraag was gedaan voor het aanhouden van 33 zoogkoeien en vaarzen op twee locaties. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellanten geen schriftelijke overeenkomst konden overleggen voor het gebruik van de stal op de locatie aan de C-straat in X, hetgeen volgens de Regeling vereist was. Tijdens de controle door de Algemene Inspectiedienst (AID) werd vastgesteld dat de stal eigendom was van de ouders van appellant A en dat er geen schriftelijke huurcontracten waren, ondanks dat er jaarlijks huur werd betaald.
De appellanten voerden aan dat de afwijzing van hun aanvraag onterecht was, omdat zij meenden dat een mondelinge overeenkomst, aangevuld met bankafschriften van huurbetalingen, voldoende was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet voldoende gemotiveerd was. Het College stelde vast dat de omstandigheden, waaronder de nauwe familierelatie en de jaarlijkse huurbetalingen, niet waren meegewogen door verweerder. Het College concludeerde dat de stal ten onrechte niet als beheerd door appellanten werd beschouwd, en dat de afwijzing van de aanvraag in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht.
Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het griffierecht aan appellanten diende te vergoeden.