4. De beoordeling van het geschil
4.1 Het College ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder appellant sub 2 terecht in zijn bezwaar heeft ontvangen, nu ingevolge artikel 8:1 juncto artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een belanghebbende bezwaar tegen een besluit kan maken.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Het College is van oordeel dat het belang van appellant sub 2 niet rechtstreeks doch slechts indirect, als gevolg van zijn civielrechtelijke rechtsbetrekking met appellant sub 1 op grond van de procuratieovereenkomst, bij het besluit tot weigering van afgifte van een taxivergunning aan appellant sub 1 is betrokken. Dit betekent dat verweerder appellant sub 2 ten onrechte als belanghebbende in de zin van de Awb heeft aangemerkt en in diens bezwaar heeft ontvangen.
Het beroep, voorzover gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar van appellant sub 2, dient dan ook gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar van appellant sub 2 alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
4.2 Het College oordeelt vervolgens over het beroep, voorzover gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar van appellant sub 1.
Het College overweegt allereerst dat het wettelijk stelsel, en in het bijzonder artikel 26, tweede lid, van het Besluit, mede in het licht van de hiervoor weergegeven toelichting op deze bepaling, er niet aan in de weg staat dat (ook) bij een eenmanszaak ('eigen rijder') de vakbekwaamheid door een procuratiehouder wordt ingebracht, mits deze procuratiehouder permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het vervoer.
Het is echter over het algemeen minder waarschijnlijk te achten dat een ondernemer die voornemens is in het kader van een eenmanszaak bepaalde werkzaamheden te verrichten, een procuratiehouder belast met in het bijzonder de taak om aan de uitvoering van die werkzaamheden leiding te geven. Het College acht het dan ook niet onjuist dat verweerder vergunningaanvragen voor een zodanige bedrijfsvoering van een eigen rijder die zelf niet aan de vakbekwaamheidseis voldoet, kritisch beziet en niet op voorhand van de aannemelijkheid van de in de aanvraag vermelde taakomschrijving van de procuratiehouder uitgaat. Met name in gevallen waarin taken en bevoegdheden van de procuratiehouder niet ondubbelzinnig omschreven worden, moet immers rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat na de vergunningverlening in de praktijk aan de vereiste continue en inhoudelijke betrokkenheid van de procuratiehouder geen concrete invulling zal worden gegeven.
Het College is van oordeel dat verweerder zich in het onderhavige geval terecht op het standpunt heeft gesteld dat op grond van de beschikbare informatie onvoldoende aannemelijk is geworden dat appellant sub 2 permanent en daadwerkelijk leiding zal geven aan het taxibedrijf van appellant sub 1. Uit de Verklaring inbreng vakbekwaamheid en de procuratieovereenkomst blijkt immers niet dat de werkzaamheden van appellant sub 2 als procuratiehouder zich zullen uitstrekken over het gehele scala van leidinggevende werkzaamheden. Voorts valt hieruit eerder af te leiden dat de leiding in de praktijk bij appellant sub 1 als eigenaar/ondernemer zal berusten dan bij appellant sub 2 als procuratiehouder: het is appellant sub 1 die als eigenaar/ondernemer de beslissingen neemt en keuzes moet maken wat in het belang van zijn onderneming is, terwijl appellant sub 2 (slechts) zo nodig toezicht houdt en zonodig advies geeft. Hetgeen appellanten in beroep naar voren hebben gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
Het beroep, voorzover gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar van appellant sub 1, dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
4.3 Het College acht ten slotte termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.