ECLI:NL:CBB:2002:AF4486
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- H.C. Cusell
- J.L.W. Aerts
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ontheffing voor uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen A B.V., een varkens- en pluimveebedrijf, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De appellante had een aanvraag ingediend voor ontheffing van het uitbreidingsverbod van de Meststoffenwet, specifiek in het kader van het beleidsexperiment 'Het Zuivere Ei'. De aanvraag werd afgewezen door Bureau Heffingen, omdat de appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de Kaderregeling ontheffingen. De kern van het geschil draaide om de vraag of de appellante, die een gemengd bedrijf exploiteert, aan de voorwaarden voor ontheffing kon voldoen, met name de vereiste splitsing van haar bedrijf in een pluimvee- en een varkensbedrijf.
De appellante had in 1999 een aanvraag ingediend, maar door een wijziging in de Kaderregeling en de daaropvolgende communicatie met Bureau Heffingen ontstonden er problemen met het verkrijgen van de benodigde milieuvergunningen. De gemeente Venray weigerde vergunningen te verlenen totdat er duidelijke richtlijnen voor stankemissie waren vastgesteld. De appellante voerde aan dat Bureau Heffingen haar verkeerde informatie had verstrekt, wat haar kansen op het verkrijgen van de vergunning had geschaad. Het College oordeelde dat Bureau Heffingen niet in strijd had gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur, maar dat de afwijzing van de aanvraag niet gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden.
Het College vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de appellante, vastgesteld op € 322,--, en het griffierecht van € 218,-- werd aan haar vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met aanvragen en de communicatie met aanvragers.