ECLI:NL:CBB:2002:AE3765
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.C. Cusell
- J.A. Hagen
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Tuchtprocedure tegen accountant wegens beroepsfout en oninbaarheid van vorderingen
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, is appellant A, een accountant-administratieconsulent, in beroep gegaan tegen een beslissing van de Raad van Tucht Amsterdam. De Raad van Tucht had op 12 maart 2001 een klacht van klager B gegrond verklaard en aan appellant een schriftelijke berisping opgelegd. Appellant heeft op 8 mei 2001 beroep ingesteld bij het College, waarna de zaak op 19 februari 2002 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting heeft appellant betoogd dat hij geen beroepsfout heeft gemaakt en dat de oninbaarheid van vorderingen niet voorzienbaar was. Het College heeft op 2 april 2002 het onderzoek heropend, omdat het onderzoek niet volledig was geweest. De bestreden tuchtbeslissing is gebaseerd op de stelling dat appellant door zijn handelen het vermogen van de vennootschap heeft verminderd, waardoor klager zijn verhaalsmogelijkheden is ontnomen. Appellant heeft aangevoerd dat de omstandigheden die leidden tot de oninbaarheid van de vorderingen niet voorzienbaar waren en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de financiële situatie van de vennootschap. Het College heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de grief van appellant ongegrond is en heeft hem de gelegenheid geboden om binnen twee maanden nadere gegevens te verstrekken ter onderbouwing van zijn stellingen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissing.