ECLI:NL:CBB:2001:AD8619
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- B. Verwayen
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Beperking van actieve arbeidsbemiddeling door de Arbeidsvoorziening op basis van persoonlijke belemmeringen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 december 2001 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.D.G. Thissen - van Zwijndregt, en de Regionale Directie van de Arbeidsvoorziening Limburg, vertegenwoordigd door mr. D.C. Wekker. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Arbeidsvoorziening, dat op 5 mei 1999 was genomen, waarin werd besloten tot beëindiging van de actieve arbeidsbemiddeling. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 29 oktober 1998, waarin appellant als onbemiddelbaar werd aangemerkt vanwege een combinatie van factoren zoals opleiding, werkervaring, werkloosheidsduur, leeftijd, en vooral zijn houding en opstelling. De Regionale Directie stelde dat appellant zich weinig flexibel opstelde en zelfs agressief gedroeg, wat zijn afstand tot de arbeidsmarkt vergrootte.
Het College heeft vastgesteld dat appellant sinds 20 oktober 1993 als werkzoekende was ingeschreven en dat de afstand tot de arbeidsmarkt door de Arbeidsvoorziening was geanalyseerd. De beoordeling van de afstand tot de arbeidsmarkt is cruciaal voor de vraag of iemand in aanmerking komt voor actieve bemiddeling. De Regionale Directie concludeerde dat de dienstverlening die bij de grote afstand tot de arbeidsmarkt past, niet door de Arbeidsvoorziening kan worden geleverd, maar door andere instanties, zoals gemeenten. Appellant heeft in zijn verweer aangevoerd dat de beoordeling van zijn situatie subjectief was en dat hij ten onrechte in fase 4 was ingedeeld, wat betekent dat hij als onbemiddelbaar werd beschouwd.
Het College oordeelde dat de fase-indeling niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt en dat het bestreden besluit, dat de actieve arbeidsbemiddeling beëindigde, wel degelijk op goede gronden was genomen. De houding en opstelling van appellant werden als grote belemmeringen gezien voor zijn arbeidsinpassing. Het College concludeerde dat de Regionale Directie in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen en verklaarde het beroep ongegrond. Appellant kan echter nog steeds gebruik maken van passieve arbeidsbemiddeling.