ECLI:NL:CBB:2001:AB9885

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/413
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit bijzondere heffing Productschap Tuinbouw

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, gevestigd te B, en verweerder, het Productschap Tuinbouw, te Zoetermeer. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 12 april 2000, dat betrekking had op een bezwaar van appellant tegen een heffing die was opgelegd op 30 november 1999. De heffing bedroeg fl. 338,43 en was opgelegd op basis van de bijzondere heffing Productschap Tuinbouw. Appellant ontving twee identieke aanslagbiljetten en verzocht verweerder om deze administratieve fout te corrigeren en om vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met deze fout.

Tijdens de zitting op 14 juni 2001 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College heeft vastgesteld dat de dubbele toezending van de aanslagbiljetten het gevolg was van een administratieve vergissing en dat er in feite slechts één aanslag was, die één betalingsverplichting met zich meebracht. Het College oordeelde dat het tweede aanslagbiljet geen rechtsgevolg had en niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kon worden beschouwd.

Het College heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit van verweerder vernietigd en verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van appellant werden begroot op fl. 455,60, en het door appellant gestorte griffierecht van fl. 225,-- diende eveneens door verweerder te worden vergoed. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuursorganen om administratieve fouten tijdig te corrigeren en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen te erkennen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
No. AWB 00/413 26 juli 2001
4284
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
het Productschap Tuinbouw, te Zoetermeer, verweerder,
gemachtigde: D.R. Schakel, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Op 22 mei 2000 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 12 april 2000.
Bij dat besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen zijn schrijven van 30 november 1999 betreffende de bijzondere heffing Productschap Tuinbouw.
Verweerder heeft op 8 december 2000 een verweerschrift ingediend.
Op 14 juni 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Bij deze gelegenheid hebben partijen, appellant in persoon en verweerder bij monde van zijn gemachtigde, hun standpunten nader toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij aanslag van 30 november 1999 is aan appellant een heffing ad fl. 338,43 opgelegd op grond van de bijzondere heffing Productschap Tuinbouw. Appellant heeft dienaangaande twee identieke aanslagbiljetten ontvangen.
- Appellant heeft verweerder vervolgens op 1 december 1999 een schrijven toegezonden, door verweerder opgevat als bezwaarschrift, met de volgende inhoud:
" Hierbij ontvangt 1 nota terug. Ik heb 2 identieke nota's van u gekregen.
Kijk uw administratiesysteem na en corrigeer de fout. In deze automatiseringstijd mag zo iets niet voorkomen. Ik verzoek u mijn kosten, die ik hiervoor heb moeten maken, voor 24 dec. te storten op rek.nr (…)
Kosten: postzegels 1,60
Brief + papier 0,10
Tijd: 15 min à`60,-/uur 15,-
Door u te betalen 16,70"
- Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in.
" Per abuis zijn aan u 2 aanslagbiljetten verzonden. Hiervoor onze welgemeende excuses. Het betreft slechts één besluit op grond van de Verordening Productschap Bijzondere heffing 1998 over het jaar 1999. U dient slechts één maal f. 338,43 te voldoen.
Volgens de Awb komen de kosten voor het indienen van een bezwaarschrift voor rekening van de indiener, tenzij (volgens de rechtspraak) sprake is van een onrechtmatig besluit. Het Productschap Tuinbouw is van mening dat hier geen sprake was van een onrechtmatig besluit, maar van een kennelijke vergissing."
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep samengevat het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Appellant is van mening dat sprake is van een onrechtmatig besluit. Verweerder heeft verzuimd hem mede te delen, dat per ongeluk twee aanslagbiljetten zijn verstuurd en heeft aldus de begane fout niet gecorrigeerd.
Verweerder dient in gelijke mate als appellant de consequenties te dragen voor zijn eigen vergissingen.
Appellant wenst op een correcte manier te worden behandeld en vraagt verweerder om iedereen die ten onrechte twee nota's heeft ontvangen per brief excuses aan te bieden, alsmede het door hen eventueel te veel betaalde terug te betalen.
Appellant vraagt vergoeding van alle kosten die hij in verband met deze zaak heeft gemaakt.
5. De beoordeling van het geschil
Het College overweegt, dat naar ter zitting door vergelijking van beide aanslagbiljetten is komen vast te staan, verweerder appellant op dezelfde dag twee, in alle opzichten identieke aanslagbiljetten heeft toegezonden. Niet is gebleken dat aan die dubbele toezending iets anders dan een administratieve fout ten grondslag ligt. Naar het oordeel van het College moet hier rechtens worden gesproken van één enkele aanslag, die maar één betalingsverplichting in het leven heeft geroepen.
Appellant heeft verweerder bij schrijven van appellant van 1 december 1999 verzocht om deze door verweerder gemaakte fout te corrigeren en heeft verweerder voorts verzocht om hem de kosten te vergoeden die hij voor het schrijven van deze brief heeft gemaakt.
Het tweede aanslagbiljet brengt naar het oordeel van het College - nu verzending daarvan slechts berust op een administratieve vergissing - niet enig rechtsgevolg te weeg en is daarmee niet te beschouwen als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen het tweede aanslagbiljet kan dus ingevolge het bepaalde in artikel 8:1, juncto 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar gemaakt worden. Uit niets blijkt dat appellant met zijn schrijven van 1 december 1999 beoogd heeft wel een dergelijk bezwaarschrift in te dienen. Hieruit vloeit voort dat verweerder het schrijven dat appellant naar aanleiding van deze vergissing aan verweerder heeft gericht, ten onrechte als een bezwaarschrift heeft behandeld. Het bestreden besluit op bezwaar kan daarom niet in stand blijven.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt verweerders besluit van 12 april 2000;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure aan de zijde van appellant begroot op fl. 455,60 (zegge:
vierhonderdenvijfenvijftig gulden en zestig cent);
- gelast dat het Productschap Tuinbouw deze kosten en het door appellant gestorte griffierecht ad. fl. 225,-- (zegge:
tweehonderdvijfentwintig gulden) aan hem vergoedt.
Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2001.
w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel