ECLI:NL:CBB:2001:AB2493

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/25
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten

In deze zaak gaat het om de intrekking van een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten, die op 7 juni 2000 aan verzoekster sub 1 was verleend. De burgemeester van Spijkenisse heeft op 16 oktober 2001 besloten deze vergunning per 1 november 2000 in te trekken. Verzoekers, bestaande uit A en haar vennoten, alsook C en E, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 10 januari 2001 hebben zij een verzoekschrift ingediend bij de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin zij vroegen om een voorlopige voorziening om het besluit van de burgemeester te schorsen totdat er een definitieve uitspraak zou zijn gedaan.

De president heeft de mondelinge behandeling van het verzoek vastgesteld op 9 maart 2001. In de tussentijd heeft verweerder, de burgemeester, verschillende schriftelijke reacties en aanvullende stukken ingediend. Verzoekers hebben op 6 maart 2001 verzocht om uitstel van de behandeling van de zaak. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient er griffierecht te worden betaald voor de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. De president heeft op 18 mei 2001 aan verzoekers meegedeeld dat het griffierecht binnen twee weken voldaan moest zijn, met waarschuwing voor de gevolgen van niet-tijdige betaling.

Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, heeft de president op 27 juni 2001 het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Verwayen, fungerend president, in aanwezigheid van mr. Th.J. van Gessel als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 01/25 27 juni 2001
29000
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
1. A, te B, en haar vennoten
2. C, wonende te D,
3. E, wonende te F,
verzoekers,
gemachtigde: mr P. Vermeulen, advocaat te Spijkenisse,
tegen
de Burgemeester van Spijkenisse, zetelend aldaar, verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 16 oktober 2001 (verzonden op 18 oktober 2000), heeft verweerder besloten om de op 7 juni 2000 aan verzoekster sub 1 verleende aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten per 1 november 2000 in te trekken.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 27 november 2000 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij een op 10 januari 2001 - door tussenkomst van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam - ter griffie ingekomen verzoekschrift hebben verzoekers de president gevraagd bij wege van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 16 oktober 2000 te schorsen totdat deze beschikking onherroepelijk is geworden, dan wel enige andere beslissing te nemen die de president in goede justitie zal vermenen te behoren.
Bij fax van 6 februari 2001 heeft de gemachtigde van verzoekers een uitgebreide lijst met verhinderdata aan de president toegezonden.
Bij griffiersbrief van 7 februari 2001 is vervolgens aan verzoekers medegedeeld dat de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek is bepaald op 9 maart 2001.
Op 27 februari 2001 heeft verweerder een schriftelijke reactie aan de president doen toekomen, waarbij tevens producties zijn gevoegd.
Bij brief van 5 maart 2001 heeft verweerder nog enige aanvullende stukken aan de president toegezonden.
Bij fax van 6 maart 2001 hebben verzoekers de president verzocht om de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd uit te stellen.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:82, tweede lid, juncto artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt voor de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening een griffierecht geheven en wordt het verzoek bij niet tijdige betaling niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 18 mei 2001 is namens de president ingevolge artikel 8:82, tweede lid, van de Awb aan verzoekers meegedeeld dat het griffierecht binnen twee weken voldaan dient te zijn. Daarbij zijn verzoekers gewezen op de gevolgen van niet tijdige voldoening.
Het griffierecht is op bedoeld tijdstip niet voldaan. Derhalve moet het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. De beslissing
De president verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr B. Verwayen, fungerend president, in tegenwoordigheid van
mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2001.
w.g. B. Verwayen w.g. Th.J. van Gessel