Ten aanzien van het beroep van verzoekers op het gelijkheidsbeginsel voert verweerder aan
dat verweerder in de driehoek Deventer-Apeldoorn-Zwolle het volgende beleid voert. In de
twee kilometergebieden binnen de driehoek, wordt - evenals in het twee-kilometergebied in
de kring rond Kootwijkerbroek - in verband met de binnen deze twee-kilometergebieden
aanwezige grote risico's van verspreiding van het mond- en klauwzeervirus, tot ruiming
van evenhoevigen overgegaan. In de daaromheen - binnen de driehoek gelegen gebieden -
wordt eveneens geruimd, dan wel in afwachting van ruiming gevaccineerd, met dien
verstande dat ten aanzien van runderen op dit moment wel vaccinatie maar nog geen
ruiming plaats vindt in afwachting van nadere veterinaire rapportages en nadere nationale
standpuntbepalingen.
Het beleid van verweerder is er op gericht om het mond- en klauwzeervirus op adequate
wijze te bestrijden en in te dammen, waarbij alle betrokken belangen - waaronder tevens de
handelsbelangen vallen - worden meegewogen en waarbij overleg wordt gevoerd met alle
betrokkenen.
5. De beoordeling van het geschil
Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de
Awb) juncto artikel 19, eerste lid van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan,
indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een
mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden
getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In de uitspraak van de president van het College van 3 april 2001, no. AWB 01/231, inzake
de maatschap Q, te Kootwijkerbroek, heeft de president, onder aanvoering van de in die
zaak daartoe leidende overwegingen, aangenomen dat er voorshands, evenals in zijn
uitspraak van 30 maart 2001 (AWB 01/228), voldoende bevestiging in de zin van de
Richtlijn is gegeven, dat ‚‚n of meer dieren op het primaire bedrijf in Kootwijkerbroek,
daadwerkelijk besmet zijn geweest met het mond- en klauwzeervirus. De president neemt
deze vaststelling - bij gebreke van enig valide aanknopingspunt dat ten tijde hier van
belang tot een ander inzicht zou moeten leiden - eveneens bij de beoordeling van de
onderhavige verzoeken tot uitgangspunt. De bedrijven van verzoekers liggen binnen een
straal van twee kilometer van het primaire bedrijf.
De argumenten die verzoekers hebben aangevoerd ten betoge dat de gevraagde voorlopige
vooziening hier zou moeten worden getroffen en die gelijk zijn aan dan wel dezelfde
strekking hebben als de argumenten zoals die zijn aangevoerd in de hiervoor reeds
genoemde zaak AWB 01/222, d.d. 31 maart 2001, kunnen niet tot het gevraagde leiden. De
president verwijst voor zijn motivering van dat oordeel, kortheidshalve, naar de
overwegingen van de president in die uitspraak, welke uitspraak in afschrift aan deze
uitspraak is gehecht.
Met betrekking tot de resterende argumenten overweegt de president als volgt.
Verzoekers hebben hun verzoek om voorlopige voorziening tenslotte voornamelijk nog
doen steunen op een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Daartoe hebben zij verwezen naar de aanpak van de MKZ-crisis door verweerder in de
driehoek Deventer-Apeldoorn-Zwolle. In dat gebied is de benadering van verweerder als
volgt. In de twee-kilometergebieden wordt tot ruiming van evenhoevigen overgegaan. In
de daaromheen - binnen de driehoek gelegen gebieden - worden evenhoevigen eveneens
geruimd, dan wel in afwachting van ruiming gevaccineerd, met dien verstande dat ten
aanzien van runderen op dit moment wel vaccinatie maar nog geen ruiming plaats vindt in
afwachting van nadere veterinaire rapportages en nadere nationale standpuntbepalingen.
Verzoekers menen dat een zelfde benadering in de kring Kootwijkerbroek - waarin de
bedrijven van verzoekers zijn gelegen - zou moeten worden gevolgd, met als gunstig
resultaat dat ook hun runderen voorshands gespaard zouden blijven.
Verweerder heeft ter verklaring van deze verschillende aanpak aangevoerd dat de risico's in
de twee kilometergebieden zo groot moeten worden geacht dat steeds tot ruiming moet
worden overgegaan.