ECLI:NL:CBB:2001:AA9525
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.M. Wolters
- H.C. Cusell
- G.A.J. van den Hurk
- Rechtspraak.nl
Toetsing van vergunningverlening voor biotechnologische handelingen met muizen onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 16 januari 2001, wordt de vergunningverlening voor biotechnologische handelingen met muizen onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) behandeld. De appellanten, de Anti Vivisectie Stichting en de Vereniging AVS Proefdiervrij, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die op 11 mei 1999 een vergunning had verleend aan het Nederlands Kanker Instituut (NKI) voor het uitvoeren van genetische modificatie bij muizen. De vergunning was omstreden, omdat de appellanten van mening waren dat de vergunning niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de ethische bezwaren en het welzijn van de dieren.
De procedure begon op 21 juni 1999 met de indiening van het beroepschrift. De Minister had de vergunning verleend na advies van de Commissie biotechnologie bij dieren, die de aanvragen had beoordeeld. De appellanten voerden aan dat de vergunning te algemeen was en dat er onvoldoende alternatieven waren overwogen. Ze stelden ook dat de vergunning niet voldeed aan de eisen van de Gwwd, die vereist dat biotechnologische handelingen geen onaanvaardbare gevolgen voor de gezondheid of het welzijn van dieren hebben.
Het College heeft de argumenten van de appellanten en de verweerder zorgvuldig gewogen. Het College oordeelde dat de vergunningverlening in overeenstemming was met de wet en dat de ethische bezwaren niet doorslaggevend waren in dit geval. De vergunning werd als rechtmatig beschouwd, omdat de Commissie had vastgesteld dat de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen voor de dieren zouden hebben en dat er geen reële alternatieven voorhanden waren. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister.