202307852/1/A3.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2023 in zaak nr. 22/6227 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Haarlemmermeer.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2022 heeft de burgemeester het verzoek van [appellant] op grond van artikel 17 van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) om wissing van persoonsgegevens afgewezen.
Bij besluit van 9 november 2022 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 november 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C. Jankie, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E.J.O. Huijbregts, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft bij brief van 2 februari 2022 de burgemeester verzocht om een document te wissen op grond van artikel 17 van de AVG, omdat dat document persoonsgegevens zou bevatten die onrechtmatig zijn verwerkt. De burgemeester heeft het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat geen sprake zou zijn geweest van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. De burgemeester heeft het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit geldig namens de burgemeester is genomen, omdat daarvoor het juiste mandaat is verleend.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. [appellant] voert aan dat hij de burgemeester bij brief van 30 mei 2022 in gebreke heeft gesteld om een besluit te nemen, waarna hij van de burgemeester een dwangsom heeft gekregen. Anders dan [appellant] betoogt, leidt dat niet tot ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De ingebrekestelling ging over het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 2 februari 2022. Het beroep over het niet tijdig beslissen ging over iets anders, namelijk over het beslissen op het bezwaar. Niet is gebleken dat [appellant] het college in gebreke heeft gesteld voor het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Bovendien heeft [appellant] op 20 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, terwijl de burgemeester bij brief van 9 november 2022 al had beslist op het bezwaar. De burgemeester was ten tijde van het beroep dus niet in gebreke om een besluit te nemen. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog slaagt niet.
3.1. Wat [appellant] in hoger beroep over het mandaat heeft aangevoerd is een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6.2 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
3.2. Voor zover [appellant] op de zitting bij de Afdeling voor het eerst heeft betoogd dat het besluit van 9 november 2022 onbevoegd is genomen omdat het advies waarop het besluit is gebaseerd door een onbevoegde adviescommissie zou zijn uitgebracht vanwege de onjuiste bekendmaking van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent bezwaarschriften, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing blijft. [appellant] had deze grond eerder aan kunnen voeren. Het college heeft hier door de late inbreng van de grond niet meer adequaat op kunnen reageren.
Het betoog slaagt niet.
3.3. Voor zover [appellant] zijn in beroep aangevoerde gronden in hoger beroep heeft herhaald en ingelast, overweegt de Afdeling dat de rechtbank in haar uitspraak op die gronden is ingegaan. [appellant] heeft, behalve wat hiervoor is besproken, geen redenen aangevoerd waarom de rechtbank dat onjuist of onvolledig zou hebben gedaan. Gelet hierop kan de enkele verwijzing naar wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet, voor zover aangevallen, worden bevestigd.
5. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025
280-1114