ECLI:NL:RVS:2025:985

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
202205551/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juli 2022. [appellant] had op 14 mei 2021 een verzoek ingediend bij het CAK om inzage in zijn persoonsgegevens, inclusief interne notities en communicatie over hem. Het CAK heeft op 10 juni 2021 het verzoek ingewilligd, maar verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond. De rechtbank oordeelde dat artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geen recht op inzage in meer documenten biedt dan het CAK al had verstrekt. De rechtbank vond de verstrekte gegevens voldoende leesbaar om de rechtmatigheid van de verwerking te controleren. [appellant] was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de leesbaarheid van de stukken en dat hij niet correct was gehoord tijdens de hoorzitting. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 december 2024 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de verstrekte stukken over het algemeen voldoende leesbaar waren, met uitzondering van bepaalde informatie op pagina 24 van de bijlage. Het CAK had grotere versies van de documenten meegebracht naar de zitting, maar [appellant] was niet verschenen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Het CAK hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202205551/1/A3.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 28 juli 2022 in zaak nr. 22/1050 in het geding tussen:
[appellant]
en
het CAK.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2021 heeft het CAK het verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) ingewilligd.
Bij besluit van 30 december 2021 heeft het CAK het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CAK heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 december 2024, waar het CAK, vertegenwoordigd door mr. J.M. Nijman, is verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft bij brief van 14 mei 2021 het CAK verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens, samen met alle interne notities en communicatie over hem, zowel over enig klantcontact als contact met derden. Bij besluit van 10 juni 2021 heeft het CAK overzichten gegeven van de persoonsgegevens en de verwerking daarvan. Het CAK heeft het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.       De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat artikel 15 van de AVG geen grondslag vormt voor een recht op inzage of afschrift van meer of andere bestuurlijke documenten dan het CAK al heeft verstrekt. Volgens de rechtbank zijn de verstrekte gegevens voldoende leesbaar om de rechtmatigheid van de verwerking te controleren. Bovendien had [appellant] het CAK om grotere versies kunnen vragen voor zover de informatie niet voldoende leesbaar is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CAK de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat [appellant] op een hoorzitting zijn bezwaren aan het CAK kenbaar kon maken.
3.       [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de verstrekte stukken voldoende leesbaar zijn. Verder voert [appellant] aan hij niet is gehoord in zijn bezwaar, omdat bij de hoorzitting niet de medewerker aanwezig was die het bezwaar zou behandelen, maar een andere medewerker die volgens [appellant] geen kennis van de zaak had, en ook niet is ingegaan op de bezwaargronden. Volgens [appellant] voldeed deze hoorzitting dan ook niet aan de daarvoor gestelde eisen.
4.       De Afdeling komt tot het oordeel dat de door het CAK verstrekte stukken voldoende leesbaar zijn, behalve de op pagina 24 van de bijlage bij het besluit van 10 juni 2021 weergegeven informatie. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] om grotere versies van de documenten had kunnen vragen. Niet is gebleken dat hij dat heeft gedaan. Op de zitting bij de Afdeling heeft het CAK grotere versies van de stukken meegebracht. Omdat [appellant] niet op de zitting is verschenen, heeft het CAK de stukken toen niet kunnen overhandigen. Het CAK heeft op de zitting bij de Afdeling te kennen gegeven dat het deze stukken aan [appellant] zal toesturen.
5.       De gronden die [appellant] verder in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 9 tot en met 15 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daaraan voegt de Afdeling toe dat van de hoorzitting een verslag was gemaakt. De bezwaarbehandelaar heeft van dat verslag kennis genomen.
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7.       Het CAK hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025
280-1114