ECLI:NL:RVS:2025:977

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
202501217/1/V2 en 202501217/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 10 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 5 januari 2025 een aanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 24 februari 2025 het beroep gegrond verklaarde en de afwijzing van de minister vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand hield. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van 10 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om het onderzoek te heropenen, ondanks dat de vreemdeling na de zitting documenten had ingediend. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de rechtbank om het onderzoek te heropenen en de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren.

Uitspraak

202501217/1/V2 en 202501217/2/V2.
Datum uitspraak: 10 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2025 in zaak nr. NL25.913 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2025 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       In zijn enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om het onderzoek te heropenen, zodat documenten die hij nog had overlegd bij de uitspraak konden worden betrokken.
1.1.    Ingevolge artikel 8:68, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het onderzoek, als zij oordeelt dat dit onvolledig is geweest, heropenen. Dit is een bevoegdheid die ter discretie van de rechtbank staat en waarvan de toepassing doorgaans geen nadere motivering behoeft. Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ9349, onder 2.
1.2.    De Afdeling stelt vast dat de rechtbank aan het einde van de zitting op 5 februari 2025 het onderzoek heeft gesloten. De vreemdeling heeft op 12 februari 2025 documenten ingebracht. Gelet op de aard, inhoud en strekking van de door de vreemdeling overgelegde documenten heeft de rechtbank niet ten onrechte geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
1.3.    De grief faalt.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025
1024