ECLI:NL:RVS:2025:951
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 10 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf had ingediend, welke op 10 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 31 mei 2024 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 21 januari 2025 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de minister een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van de vreemdeling.
Tegen deze uitspraak heeft de minister van Asiel en Migratie hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep nader onderzoek vergt en dat de procedure zich daar niet goed voor leent. Daarom is besloten om de minister te verlenen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.