202105725/1/R3.
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak (als bedoeld in artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Smallingerland,
appellant,
en
de raad van de gemeente Smallingerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Drachten - Hotel Lavendelheide 4" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 24 januari 2023 heeft de raad het plan opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het reparatieplan).
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] een zienswijze naar voren gebracht.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 6 februari 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.M.J. de Goede, advocaat te Winsum, vergezeld door ing. R. Laan en ing. R.F. Smid, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Boersma en ing. H. Veul, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Van der Valk Hotel Drachten (hierna: Van der Valk), vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Het onderzoek op de zitting is met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Awb geschorst.
De raad en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw op zitting behandeld op 10 oktober 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.M.J. de Goede, advocaat te Winsum, vergezeld door ing. R. Laan, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Boersma en ing. H. Veul, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Van der Valk, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 20 maart 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. In het plangebied is een hotel met onder andere een bowlingbaan gevestigd, dat door Van der Valk wordt geëxploiteerd. Van der Valk wil het hotel uitbreiden met een nieuw gebouw met hotelkamers en een restaurant met een overdekt terras. Daarnaast wil Van der Valk in dit gebouw vergader- en presentatiezalen realiseren, die ook voor feesten gebruikt kunnen worden. Het plan maakt het daarom onder meer mogelijk om aan de oostzijde van de bestaande bebouwing van het hotel een gebouw te bouwen met een bouwhoogte van 30 m. Ook wordt de bestaande bestemming "Horeca" uitgebreid binnen het plangebied.
3. [appellant] woont op de [locatie]. Dit perceel ligt op een afstand van ongeveer 25 m ten noorden van het plangebied en minder dan 100 m van de gronden waarop het nieuwe gebouw is voorzien. [appellant] kan zich niet met het plan verenigen, onder meer omdat het plan volgens hem leidt tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde van de Ureterpvallaat en een te hoge toename van de geluidsbelasting op zijn woning.
4. Met het reparatieplan zijn wijzigingen doorgevoerd in de planregels en de plantoelichting. In de planregels is een bepaling aangepast, waardoor de gronden binnen het plangebied met de bestemming "Groen" en de aanduiding "groenvoorziening", ook zijn bestemd voor de verbetering van de groenzone ter plaatse. Ook is een omgevingsvergunningsplicht voor het kappen en/of rooien van bomen en/of struiken op deze gronden opgenomen.
Daarnaast zijn twee akoestische onderzoeken aan de plantoelichting toegevoegd en is de plantoelichting gewijzigd, voor zover daarin de gevolgen van het plan op het gebied van geluid zijn beschreven.
5. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat een beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. [appellant] heeft in een zienswijze gronden ingediend tegen het reparatieplan. De Afdeling stelt vast dat het reparatieplan niet, althans niet geheel tegemoetkomt aan het beroep van [appellant], waardoor hij voldoende belang heeft bij een beroep tegen het reparatieplan. Daarom heeft het beroep van [appellant] van rechtswege ook betrekking op het reparatieplan.
6. Hierna wordt eerst het beroep tegen het reparatieplan behandeld en daarna die tegen het plan.
Toetsingskader
7. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgronden
8. Op de zitting van 6 februari 2024 heeft [appellant] zijn beroepsgronden met betrekking tot de sloopverplichting ingetrokken.
De beroepsgronden tegen het besluit van 24 januari 2023
Cultuurhistorisch karakter
9. [appellant] betoogt dat het reparatieplan onvoldoende verzekert dat de cultuurhistorische waarde van de Ureterpvallaat niet onevenredig wordt aangetast en dat het reparatieplan in strijd met het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel is vastgesteld.
[appellant] voert daarvoor aan dat de raad voor de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de Ureterpvallaat, veel waarde hecht aan het bestaan van een groene overgangszone (hierna: de groenzone) tussen de Ureterpvallaat en de bebouwing in het plangebied. [appellant] betoogt dat het duurzaam voortbestaan van deze groenzone echter niet door het reparatieplan in het plan is geregeld. Volgens [appellant] wordt uit het reparatieplan niet duidelijk wat de groenzone precies inhoudt. Voor zover er met het reparatieplan een omgevingsvergunningsplicht is opgenomen, betoogt [appellant] dat de voorwaarden voor de verlening hiervan onduidelijk zijn. In deze voorwaarden wordt namelijk verwezen naar een nog op stellen inrichtingsplan, waarbij de mate van betrokkenheid van omwonenden in het midden gelaten wordt en geen minimumeisen worden gesteld voor de kwaliteit van het inrichtingsplan. Ook is onduidelijk wat de precieze status is van het akkoord dat het college moet geven over het inrichtingsplan. Zo betoogt [appellant].
9.1. Artikel 3.1, aanhef en onder a en b, artikel 3.4, artikel 3.5.1, onder b en artikel 3.5.a, onder b, van het reparatieplan luiden als volgt:
"3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. de bescherming, instandhouding en verbetering van de groenzone ter plaatse van de aanduiding "groenvoorziening"
bermen en beplanting;
(…)"
"3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het kappen/rooien van bomen en/of struiken ter plaatse van de aanduiding "groenvoorziening"."
"3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht
a. […]
b. Ter plaatse van de aanduiding "groenvoorziening" is het verboden om op de gronden, bedoeld in lid 3.1, zonder vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) of anders dan in zo’n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het kappen/rooien van bomen en/of struiken."
"3.5.3 Beoordelingscriteria
a. (…)
b. Een vergunning als bedoeld in lid 3.5.1 sub b kan alleen worden verleend als:
1. de uitvoering van de vergunning leidt tot het behoud en/of de versterking van de opgaande en afschermende beplanting, een en ander in overeenstemming met een in samenspraak tussen vergunningaanvrager en aanwonenden opgesteld en door het college van burgemeester en wethouders geaccordeerd inrichtingsplan."
9.2. De Afdeling overweegt dat uit de plantoelichting blijkt, dat de raad bij de beoordeling van de effecten van het plan op de cultuurhistorische waarde van de Ureterpvallaat, een groot belang heeft gehecht aan het behoud van de groenzone. De raad concludeert daarbij dat er mede vanwege het bestaan van de groenzone, geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde van de Ureterpvallaat plaatsvindt. De raad heeft op de zitting van 6 februari 2024 het belang dat hij hecht aan het behoud van de groenzone daarnaast bevestigd. Ook blijkt uit de toelichting bij het vaststellingsbesluit van het reparatieplan, dat de raad het reparatieplan mede heeft vastgesteld om de borging van de groenstrook in het plan te regelen. De Afdeling ziet zich, gelet op het betoog van [appellant], voor de vraag gesteld of het behoud van de groenzone in het reparatieplan voldoende is geborgd.
9.3. De Afdeling overweegt dat tussen de Ureterpvallaat en de gronden in het plangebied met de bestemming "Horeca", gronden zijn voorzien van de bestemming "Groen" en de aanduiding "groenvoorzieningen". Artikel 3.1 van de planregels bepaalt dat deze gronden onder meer zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de groenzone. Daarmee is duidelijk wat de locatie van de groenzone is, die de raad voor ogen heeft.
De Afdeling overweegt dat in de planregels echter geen verplichting is opgenomen, voor het in stand houden van de groenzone. In artikel 3.1 is enkel opgenomen dat de gronden mede zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de groenzone. Daarnaast is een vergunningplicht opgenomen, die alleen geldt als iemand het voornemen heeft om struiken en/of bomen te kappen of te rooien. Daarmee is het behoud en het voortbestaan van de groenzone niet gewaarborgd op het moment dat de zone geheel of gedeeltelijk verdwijnt door bijvoorbeeld gebrek aan onderhoud of een calamiteit.
De Afdeling overweegt verder dat in de planregels niet is vastgelegd wat de groenzone precies inhoudt. Voor zover er in de vergunningsvoorwaarden verwezen wordt naar een op te stellen inrichtingsplan, overweegt de Afdeling dat dit inrichtingsplan nog opgesteld moet worden en dat het plan geen kwaliteitseisen voor het inrichtingsplan voorschrijft. Ook van dit inrichtingsplan geldt, dat deze alleen in beeld komt als iemand van plan is om bomen en/of struiken te kappen en/of te rooien.
Gelet op het voorgaande is de raad er naar het oordeel van de Afdeling met het reparatieplan niet in geslaagd om het behoud van de groenzone in het plan te borgen. Aangezien de raad het reparatieplan mede heeft genomen om het behoud van de groenzone in het plan te borgen, is het reparatieplan naar het oordeel van de Afdeling in zoverre in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel vastgesteld.
Het betoog slaagt.
9.4. De raad heeft in een nader stuk een voorstel aangeleverd voor een planregel waarin een instandhoudingsverplichting voor de groenstrook is opgenomen. Deze gaat vergezeld van een bijlage waarin een overzicht is gegeven van de opgaande en afschermende beplanting, die in de groenstrook aanwezig is. De Afdeling zal daarom na de bespreking van de overige beroepsgronden, beoordelen of de Afdeling op dit punt zelf in de zaak kan voorzien.
Geluid
10. [appellant] betoogt dat de raad bij de vaststelling van het reparatieplan onzorgvuldig onderzocht heeft of het plan zal leiden tot ontoelaatbare gevolgen voor de geluidsbelasting op de woningen aan de Ureterpvallaat. De Afdeling zal hieronder puntsgewijs ingaan op de beroepsgronden van [appellant] over het aspect geluid.
Onderzoek niet reproduceerbaar en controleerbaar
11. [appellant] betoogt dat het rapport "Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit" van DGMR van 30 september 2022 (hierna: het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit) niet reproduceerbaar en controleerbaar is, waardoor deze niet aan het reparatieplan ten grondslag had mogen worden gelegd.
[appellant] voert daarvoor aan dat voor de airco’s, luchtbehandelingskast, warmtepomp en afzuiginstallatie wordt gerekend met een kengetal. [appellant] betoogt dat echter een onderbouwing ontbreekt van de gebruikte kengetallen, bijvoorbeeld aan de hand van geluidsbronvermogensniveaus of de geluidsspecificaties.
Daarnaast voert [appellant] aan dat plattegronden en dwarsdoorsnedetekeningen van de voorziene bebouwing ontbreken. Daarom is bijvoorbeeld voor de ruimtes waar sprake is van mechanisch versterkte muziek, niet duidelijk van welke gevels en dakopbouw uitgegaan wordt. Daardoor is niet te controleren waarop de isolatiewaarden zijn gebaseerd, waar in het onderzoek van uitgegaan wordt, zo stelt [appellant]. Ook is daardoor niet duidelijk wat de geluidafstraling is die via de daken en gevels plaatsvindt, bijvoorbeeld door openstaande ramen en/of roosters, zo stelt hij.
Daarnaast voert [appellant] aan dat niet inzichtelijk is gemaakt wat de deelbijdrage van het geluidsniveau per geluidsbron is. [appellant] betoogt dat daardoor bijvoorbeeld niet gecontroleerd kan worden of het muziekgeluid duidelijk waarneembaar is ten opzichte van de overige geluidsbronnen.
11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit reproduceerbaar is. De raad stelt dat het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (hierna: de Hmri) en dat alle benodigde gegevens voor de berekeningen in het rapport zijn opgenomen. De raad stelt daarnaast dat het hem zelf gelukt is om het onderzoek te reproduceren.
11.2. In het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit staat in hoofdstuk 2 de situatie weergegeven, waar het onderzoek van uitgaat. Daarin is mede aan de hand van een plattegrond weergegeven op welke plaats de bestaande en nieuwe bebouwing komt en staat omschreven waar bijvoorbeeld de bowlingbanen, de feestzalen en de installaties geplaatst zullen worden. In bijlage 2 bij dit rapport is weergegeven waar de geluidsbronnen zijn voorzien in het rekenmodel.
In hoofdstuk 4 van het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit is inzichtelijk gemaakt van welke geluidsbronvermogens per geluidsbron uitgegaan is en waar deze op zijn gebaseerd. Zo is voor de airco-units van de hotelkamers op basis van leveranciersgegevens uitgegaan van een geluidsniveau van 83 dB. Voor de installaties van de nieuwbouw, zoals de afzuiginstallatie van de keuken, de warmtepomp en de luchtbehandelingskast, uitgegaan 80 dB op basis van kengetallen uit het DGMR-meetarchief. In bijlage 2 bij het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit is daarnaast het geluidsniveau van de uitstraling van de wanden en daken berekend, waarin de bowlingbaan en de feestzalen zijn voorzien. Daarbij is gebruik gemaakt van onder meer het geluidsniveau in deze ruimten, de oppervlakte van het meetvlak en gehanteerde isolatiewaarden.
11.3. De Afdeling overweegt dat in het rapport inzichtelijk is gemaakt, wat de locaties zijn van de geluidsbronnen en wat de geluidsbronvermogens zijn van deze bronnen waar in het rapport van uitgegaan wordt. De Afdeling ziet in wat [appellant] hierover heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het rapport in zoverre niet reproduceerbaar is. Om die reden ziet de Afdeling ook geen aanleiding om te oordelen dat niet gecontroleerd kon worden wat met de gehanteerde uitgangspunten in het onderzoek, de bijdrage van het muziekgeluid was ten opzichte van de overige bronnen.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
11.4. De Afdeling ziet in het ontbreken van een specificatie van welk type installaties uitgegaan wordt, geen reden waarom [appellant] niet had kunnen controleren of de gehanteerde uitgangspunten voor wat betreft de installaties representatief zijn. De Afdeling betrekt daarbij dat het bij de vaststelling van een bestemmingsplan nog niet altijd bekend is, welk type installaties gebruikt zullen worden. De Afdeling ziet daarom niet in, waarom niet gebruik gemaakt mocht worden van een kengetal. De Afdeling ziet in het ontbreken van het specifieke type airco-unit waarvan uitgegaan is voor de bestaande airco-units, ook geen aanleiding om te oordelen dat het rapport daarom niet deugdelijk is. Voor zover [appellant] betwist dat met het juiste geluidsvermogen gerekend is had hij met enig onderzoek of door navraag te doen na kunnen gaan welke airco-units dit betrof. [appellant] heeft daarbij ook geen andere redenen aangevoerd waarom niet aannemelijk is dat de 83 dB, waar in het rapport van uitgegaan wordt, niet klopt.
Het betoog slaagt in zoverre ook niet.
11.5. Uit het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit blijkt dat voor de gevolgen door de bowlingbaan en de feestzalen uitgegaan is van een geluidsuitstraling van de gevels en de daken. Daarbij is in bijlage 2 van dit rapport opgenomen wat de isolatiewaarden zijn, waarvan is uitgegaan bij de berekening van de geluidsuitstraling vanaf de bebouwing waarin de bowlingbaan en de feestzalen zijn voorzien. De Afdeling overweegt dat uit het rapport niet blijkt van welke bebouwing de raad uit is gegaan en waarop de isolatiewaarden zijn gebaseerd.
De raad heeft op zitting toegelicht dat in het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit voor de beoordeling van de gevolgen door de bowlingbaan, de bestaande bebouwing als uitgangspunt is genomen. Daarnaast is voor de beoordeling van de gevolgen van de feestzalen in de uitbreiding van het hotel, uitgegaan van de bebouwing die uit een ontwerp voor de uitbreiding van het hotel blijken. Dit ontwerp ligt volgens de raad ten grondslag aan een aan Van der Valk verleende omgevingsvergunning voor de bouw van het hotel, waarover een beroepsprocedure van [appellant] bij de rechtbank loopt. Voor de gevels, daken, het materiaalgebruik en daarmee de isolatiewaarden is uitgegaan van dit ontwerp, zo stelt de raad.
De Afdeling overweegt dat nu in het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit uitgegaan is van de bestaande bebouwing en de in het ontwerp voorzien bebouwing, mede voor het bepalen van de isolatiewaarden, het op de weg van de raad had gelegen om nader inzichtelijk te maken wat deze bebouwing inhoudt. Nu de raad dit heeft nagelaten is het reparatieplan daarom vastgesteld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Het betoog slaagt in zoverre.
Verkeerde uitgangspunten akoestische onderzoeken
12. [appellant] betoogt dat bij het onderzoek naar de gevolgen van het reparatieplan voor de geluidsbelasting op de woningen aan de Ureterpvallaat verkeerde uitgangspunten zijn gehanteerd.
[appellant] voert daarvoor eerst aan dat in het "Akoestisch onderzoek t.b.v. ruimtelijke onderbouwing" van DGMR van 4 oktober 2022 (hierna: Akoestisch onderzoek r.o.) ten onrechte uit is gegaan van een maximumsnelheid op de Lavendelheide van 30 km/u in plaats van 50 km/u. [appellant] stelt dat er op de Lavendelheide namelijk harder dan 30 km/u wordt gereden. Daarnaast stelt hij dat de maximumsnelheid van 30 km/u pas geregeld is in een verkeersbesluit dat op 22 februari 2023 is bekendgemaakt (hierna: het verkeersbesluit), terwijl het Akoestisch onderzoek r.o. daarvoor is opgesteld. [appellant] stelt verder dat het verkeersbesluit niet in stand zal blijven, gelet op een door hem ingediend bezwaarschrift.
[appellant] wijst daarnaast op het uitgangspunt dat het overdekte terras aan de zijde van de Ureterpvallaat na 23:00 uur niet meer gebruikt wordt. [appellant] stelt dat uit gesprekken met Van der Valk namelijk is gebleken, dat Van der Valk niet kon instemmen met het beperken van het gebruik van het terras tot 23:00 uur.
[appellant] wijst verder op het uitgangspunt dat de airco-units voor de hotelkamers slechts 70% van de tijd aanstaan. [appellant] betoogt dat ervan uitgegaan moet worden dat de airco-units op warme dagen op vol vermogen zullen draaien.
[appellant] betoogt ook dat de raad voor de muziek in de feestzalen en bowlingbaan, ten onrechte uitgaat van een geluidsniveau van 95 dB. [appellant] wijst er daarbij op dat de raad uit is gegaan van een geluidsniveau van muziek binnen het standaard popmuziekspectrum. [appellant] stelt dat het geluidsniveau van muziek tijdens feesten tegenwoordig hoger ligt. In het rapport had volgens [appellant] daarom uitgegaan moeten worden van een geluidsniveau dat aansluit bij de spectra "House" of "Ultra Bass" uit de richtlijn Muziekspectra in horecabedrijven van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (hierna: de richtlijn).
[appellant] betoogt dat in het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit ten onrechte geen toeslag van 10 dB is toegepast vanwege duidelijk hoorbaar muziekgeluid. [appellant] voert daarvoor aan dat het aannemelijk is dat de muziek uit de feestzalen en bowlingbaan duidelijk hoorbaar zal zijn bij de woningen aan de Ureterpvallaat. [appellant] stelt dat dit geluid met name in de avond- en nachtperiode aanwezig is, op het moment dat het overige geluid in de omgeving, zoals het wegverkeer beperkt is. [appellant] wijst er daarnaast op dat de lage frequenties die geproduceerd worden door muziek eerder herkenbaar in het omgevingsgeluid zijn. [appellant] voert verder aan dat in het rapport niet is onderbouwd waarom het uitgangspunt gehanteerd wordt dat het muziekgeluid niet herkenbaar is, als de bijdrage van het muziekgeluid minimaal 10 dB onder het geluidsniveau van de andere bronnen ligt. [appellant] stelt dat het muziekgeluid ook bij een lager geluidsniveau herkenbaar te horen is.
12.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de uitgangspunten terecht zijn gekozen.
Allereerst is volgens de raad terecht uitgegaan van een maximumsnelheid van 30 km/u op de Lavendelheide. Daarvoor stelt de raad dat uit onderzoek is gebleken dat slechts 5% van het verkeer harder rijdt dan 34 km/u. Daarnaast wijst de raad op een verkeersbesluit, waarin een maximumsnelheid van 30 km/u voor de Lavendelheide is vastgesteld.
De raad stelt zich daarnaast op het standpunt, dat in de akoestische onderzoeken voldoende rekening is gehouden met het stemgeluid. De raad wijst verder op het rapport "Akoestisch onderzoek herziening overdekt terras" van DGMR van 23 juni 2023 (hierna: het Akoestisch onderzoek terras) dat in een nader stuk is ingediend. De raad stelt dat daaruit volgt dat ook bij een openingstijd van het overdekte terras tot 01:00 voldaan wordt aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit).
De raad stelt verder dat de airco-units alleen op volle toeren draaien als de airco-installaties op alle aangesloten kamers op vol vermogen aanstaan, waarvoor ook vereist is dat alle kamers volledig bezet zijn. Volgens de raad is dat scenario niet aannemelijk en is daarom terecht als uitgangspunt gehanteerd, dat de airco-units voor 70% aanstaan in de representatieve bedrijfssituatie.
De raad wijst er vervolgens op dat het geluidsniveau van de muziek is bepaald door een deskundige op het gebied van geluid in overleg met Van der Valk, aan de hand van de activiteiten die plaats zullen vinden. Het niveau sluit aan bij het muziekgeluidsniveaus voor livemuziek bij feesten en partijen uit de Sdu-publicatie Horecalawaai en Evenementen uit 2009 (hierna: de Sdu-publicatie). De raad stelt dat het voor Van der Valk ook niet wenselijk is om hardere muziek af te spelen, gelet op het aanwezige hotel. De raad wijst er daarnaast op dat Van der Valk zal moeten voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Als in de praktijk blijkt dat er hardere muziek gedraaid wordt en dit tot een overschrijding van deze normen leidt, kan er gehandhaafd worden.
De raad stelt zich ook op het standpunt dat er terecht geen toeslag vanwege het muziekgeluid is toegepast. De raad wijst er daarvoor op dat uit de Hmri volgt dat een toeslag van 10 dB alleen toegepast wordt als het muziekkarakter duidelijk hoorbaar is op een beoordelingspunt. Volgens de raad zorgen de ligging en de inrichting van de feestzalen en de bowlingbaan en de afstand van deze tot de woningen, ervoor dat het muziekgeluid ter plaatse van de woningen aan de Ureterpvallaat niet duidelijk hoorbaar zal zijn. De raad verwijst daarbij naar aanvullende stukken waarin een overzicht is opgenomen met daarin per bron het geluidsniveau dat op de gevels van de woningen aan de Ureterpvallaat wordt geproduceerd.
12.2. [appellant] bestrijdt verschillende uitgangspunten waarvan uitgegaan is in de onderzoeken. De Afdeling zal hieronder per uitgangspunt ingaan op de betogen van [appellant].
- Maximumsnelheid op de Lavendelheide
12.3. Naar het oordeel van de Afdeling kon in de onderzoeken uitgegaan worden van het uitgangspunt dat op de Lavendelheide 30 km/u wordt gereden.
De Afdeling overweegt daarvoor dat het verkeersbesluit op 22 februari 2023 en het reparatieplan op 24 januari 2023 is vastgesteld. Hoewel het verkeersbesluit ongeveer een maand na de vaststelling van het reparatieplan is vastgesteld, is het volgens de Afdeling aannemelijk dat de raad op de hoogte was van het voornemen om de maximumsnelheid op de Lavendelheide te verlagen. Daarbij betrekt de Afdeling dat in de toelichting van het verkeersbesluit staat dat de Lavendelheide in het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan al was aangemerkt als erfinrichtingsweg, waarvoor een snelheid van 30 km/u kenmerkend is. Daarnaast staat in deze toelichting dat er al langere tijd borden op de Lavendelheide aanwezig waren die een maximumsnelheid van 30 km/u aangaven. Over het door [appellant] gestelde, dat er harder gereden wordt dan 30 km/u, wijst de Afdeling erop dat dit een kwestie is van handhaving.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
- Openingstijden terras
12.4. Naar het oordeel van de Afdeling is de raad er bij de vaststelling van het reparatieplan ten onrechte van uitgegaan dat het terras tot 23:00 geopend is. De Afdeling overweegt daarvoor als volgt.
In paragraaf 2.3 van het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit, staat, dat het overdekte terras in de dag- en avondperiode, tussen 07:00 en 23:00, wordt gebruikt en in de nachtperiode buiten gebruik is. Er staat echter ook dat de eindtijd van feesten en partijen, en de sluitingstijd van de bowlingbaan, 01:00 zal zijn. Daarnaast heeft de raad in een nader stuk aangegeven dat een terras bij een hotel tot 01:00 geopend mag zijn, op basis van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Smallingerland. Onder deze omstandigheden acht de Afdeling het niet aannemelijk dat het overdekte terras in de representatieve bedrijfssituatie om 23:00 zal sluiten. Aangezien het onderzoek op dit punt van een verkeerd uitgangspunt uitgaat is het reparatieplan in zoverre dan ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel genomen.
Het betoog slaagt in zoverre.
12.5. De raad heeft in een nader stuk het Akoestisch onderzoek terras ingediend. In dat onderzoek is berekend wat de geluidsniveaus op de woningen van de Ureterpvallaat zijn, als uitgegaan wordt van een sluitingstijd van het terras van 01:00. De Afdeling zal na de bespreking van de overige beroepsgronden beoordelen of het gebrek op dit punt door dit onderzoek is hersteld.
- Airco’s
12.6. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel, dat de raad ervan uit had moeten gaan dat de airco-units in de representatieve bedrijfssituatie volledig aan zullen staan.
De Afdeling overweegt daarvoor dat de raad heeft toegelicht dat er vier airco-units geplaatst worden en dat deze units alleen op volle toeren draaien als de airco-installaties op alle kamers op vol vermogen aanstaan. De Afdeling overweegt dat ook als het hotel helemaal volgeboekt is, het niet aannemelijk is dat de hotelgasten gedurende de gehele dag en avond op de hotelkamer zullen verblijven. In de nachtperiode zullen de hotelgasten normaal wel op hun kamer verblijven, maar is het doorgaans minder warm dan gedurende de dag en avond. Ook tijdens warme nachten, acht de Afdeling het niet aannemelijk dat alle hotelgasten de airco-units op vol vermogen aan hebben staan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dan ook terecht geen aanleiding gezien om voor de representatieve bedrijfssituatie uit te gaan van een situatie, waarbij alle kamers bezet zijn en alle hotelgasten de airco-installatie op vol vermogen aan hebben staan.
Het betoog slaagt niet.
- Muziekgeluid
12.7. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd ook geen grond voor het oordeel dat de raad voor het geluidsniveau van de muziek van de feestzalen en bowlingbaan geen aansluiting heeft kunnen zoeken bij de 95 dB vanwege het standaard popmuziekspectrum. De Afdeling overweegt daarvoor als volgt.
In de richtlijn waar [appellant] naar verwijst, is een onderverdeling gemaakt in vijf categorieën, waarbij de zwaarste drie zijn aangeduid als Dance, House en Ultrabass. Voor deze categorieën geldt een equivalent geluidsniveau van 85-100, 95-103 en 98-103 dB. Het geluidsniveau van 95 dB, waar de raad van uitgaat, valt in de bandbreedte van de categorie Dance en is de ondergrens van de categorie House in de richtlijn.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1247, r.o. 16.3, is in de richtlijn vermeld dat dancemuziek een containerbegrip is voor de muziek die op feesten en partijen gedraaid wordt. Het housemuziekspectrum is in de richtlijn met name bedoeld voor horecagelegenheden zoals discotheken. Niet ter discussie staat dat er in de representatieve bedrijfssituatie sprake is van een hotel. Daarnaast zullen de congres- en vergaderzalen gebruikt worden voor feesten en partijen en blijft de bestaande bowlingbaan bestaan. De Afdeling acht het daarbij aannemelijk dat het hotel gebaat zal zijn met een bepaalde mate van rust. Daarom heeft de raad volgens de Afdeling aansluiting kunnen zoeken bij een geluidsniveau dat aansluit bij de muziek die voornamelijk op feesten en partijen worden gedraaid.
Het betoog slaagt niet.
- Muziektoeslag
12.8. Naar het oordeel van de Afdeling wordt uit het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit onvoldoende duidelijk waarom geen toeslag van 10 dB vanwege muziekgeluid is toegepast. Daarmee is het reparatieplan in zoverre vastgesteld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De Afdeling overweegt daarvoor als volgt.
Bij het opstellen van het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit is gebruik gemaakt van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (hierna: Hmri). Daarin staat dat een muziektoeslag van 10 dB geldt voor muziekgeluid als het muziekkarakter duidelijk hoorbaar is op het beoordelingspunt. Daarnaast staat in de Hmri dat de waarneembaarheid van het muziekkarakter op subjectieve wijze plaatsvindt.
In het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit staat dat de toeslag is toegepast als het muziekgeluid plus 10 dB een hogere waarde oplevert dan het overige geluid. Daarmee gaat het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit ervan uit dat het muziekgeluid niet duidelijk hoorbaar is als deze minimaal 10 dB (A) onder het geluidsniveau van de overige geluidsbronnen ligt. De raad heeft echter niet inzichtelijk gemaakt waarom voor deze rekenmethode is gekozen.
De Afdeling overweegt verder dat de raad in een nader stuk een overzicht heeft aangeleverd met de bijdrage vanwege muziekgeluid, de bijdrage van de overige bronnen en de totale langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus per beoordelingspunt in de dag, avond en nacht. Daarbij eindigt de avondperiode en begint de nachtperiode om 23:00. Voor de [locatie] geldt dat de hoogste waarden van zowel het muziekgeluid als het overige geluid optreden op het toetsingspunt op 5 m hoog. Voor het muziekgeluid is voor de dag, avond en nacht een langtijdgemiddeld geluidsniveau berekend van 31,0, 31,0 en 26,1 dB. Voor de overige bronnen is dit 43,1, 43,2 en 39,6 dB.
De Afdeling stelt vast dat het geluidniveau dat door de muziek ontstaat in de dag- en avondperiode op een gelijk niveau ligt, maar in de nacht met 4,9 dB afneemt. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt waardoor dit verschil ontstaat. Zoals onder 12.4 is overwogen wordt voor de representatieve bedrijfssituatie uitgegaan van een sluitingstijd van de bowlingbaan en de feestzalen van 01:00. Dat houdt in dat het aannemelijk is dat aan het begin van de nachtperiode het geluidsniveau van het muziekgeluid, vergelijkbaar is met het geluidsniveau in de avondperiode. Als dat het geval is, dan ligt het geluidsniveau vanwege de muziek op het toetsingspunt op 5 m hoog op de [locatie], in deze periode, 8,6 dB onder het geluidsniveau van de overige bronnen. Daardoor zou in de periode tussen 23:00 en 01:00, het muziekgeluid minder dan 10 dB onder het geluidsniveau van de overige bronnen liggen.
Het betoog slaagt in zoverre.
Stemgeluid op onoverdekt terrein
13. [appellant] betoogt dat in het akoestische onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met het stemgeluid op andere locaties, zoals het parkeerterrein bij de entree en onoverdekte terrassen. [appellant] wijst erop dat in het kader van de goede ruimtelijke ordening wel degelijk rekening moet worden gehouden met stemgeluid van bezoekers op deze plaatsen.
13.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het gelet op de aard van de bedrijfsactiviteiten niet aannemelijk is dat er op de rest van het terrein zo veel geluid geproduceerd wordt, dat er geen sprake meer is van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen aan de Ureterpvallaat. Daarvoor voert de raad aan dat er sprake is van een hotel waar mensen overnachten, waardoor het hotel gebaat is bij rust in de nachtelijke uren. Daarbij is er een 24-uurs receptie die toezicht houdt op vertrekkende en aankomende bezoekers.
13.2. Artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, luidt als volgt:
"Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20, blijft buiten beschouwing:
a. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;"
13.3. De Afdeling overweegt als volgt. In het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit is beoordeeld of in de toekomstige situatie, voldaan wordt aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Bij de beoordeling of kan worden voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit, wordt het stemgeluid op een onoverdekt terrein in beginsel buiten beschouwing gelaten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter het woon- en leefklimaat vanwege de geluidbelasting bij woningen afkomstig uit alle relevante geluidsbronnen te worden beoordeeld, waaronder ook bronnen die op grond van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing mogen worden gelaten. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:316, r.o. 5.1. Uit het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit blijkt dat het stemgeluid op het onoverdekte terrein niet is meegenomen. De Afdeling ziet daarnaast in wat de raad heeft aangevoerd geen reden waarom het stemgeluid afkomstig vanaf het onoverdekte terrein, niet verder onderzocht hoefde te worden. Daarvoor overweegt de Afdeling dat het gelet op de aangegeven sluitingstijd van zowel de feestzalen als de bowlingbaan van 01:00, aannemelijk is dat verschillende personen zich voor en rondom 01:00, over het onoverdekte terrein zullen begeven. Uit tabel 1 van het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit blijkt, dat verwacht wordt dat 250 parkeer- en verkeersbewegingen in zowel de avond als nachtperiode plaats zullen vinden aan de noordzijde, de kant van de Ureterpvallaat. Daarom is het aannemelijk dat minimaal 250 personen zich op dit onoverdekte terrein van en naar hun auto zullen begeven. De raad heeft daarbij zelf in een nader stuk aangegeven dat het denkbaar is dat gasten die na een feest vertrekken luider praten.
Naar het oordeel van de Afdeling was er daarom aanleiding om verder te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het stemgeluid op het onoverdekte terrein, op de geluidsbelasting bij de woningen aan de Ureterpvallaat. Aangezien de raad dit heeft nagelaten is het reparatieplan genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Het betoog slaagt.
Afronding van de waarden voor het equivalente geluidsniveau door wegverkeer
14. [appellant] betoogt dat in het reparatieplan ten onrechte geconcludeerd is dat in de toekomstige situatie voldaan wordt aan de toetsingswaarde van 45 dB voor het equivalente geluidsniveau dat door het wegverkeer op de woningen aan de Ureterpvallaat in de avondperiode wordt geproduceerd. Daarvoor voert hij aan dat uit het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit blijkt dat deze waarde in de toekomstige situatie uitkomt op 46 dB voor de [locatie] op de zijgevel. [appellant] wijst er daarbij op dat in de tekst van het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit staat dat de waarde op deze locatie 45 dB is, maar dat uit de bijlage 5 bij dit rapport blijkt dat een waarde van 45,5 dB is berekend. Volgens [appellant] moet deze waarde afgerond worden naar 46 dB, waardoor niet wordt voldaan aan de toetsingswaarde van 45 dB.
14.1. De raad stelt zich op het standpunt dat wordt voldaan aan de toetsingswaarde van 45 dB voor het equivalente geluidsniveau als gevolg van het wegverkeer in de avondperiode. De raad stelt daarbij dat de waarde van 45,5 dB een afgeronde waarde is en dat de berekende waarde 45,45 dB is en daarom voor de beoordeling naar beneden wordt afgerond.
14.2. In het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit is gebruik gemaakt van de Hrmi. Daarin staat over afrondingen het volgende:
"2.4.4 Afrondingen
De rekenkundige tussenresultaten worden gepresenteerd tot één cijfer achter de komma. De beoordelingsgrootheden worden opgegeven in hele dB's. Deze getallen worden afgerond conform NEN 1047. Als het af te ronden getal achter de komma op een 5 eindigt wordt deze afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele even getal.
Dit betekent bijvoorbeeld dat 40,5 dB (A) wordt afgerond naar 40 dB (A) en 45,5 dB(A) naar 46 dB(A)."
14.3. In tabel 8 van het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit staat dat voor de [locatie], op beoordelingspunt 005a een waarde in de avond is berekend van 45 dB aan equivalent geluidsniveau als gevolg van indirecte hinder. Daarbij is aangegeven dat de gedetailleerde berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage 5. In bijlage 5 staat voor de [locatie], op toetsingspunt 005a_B een waarde van 45,5 dB.
De Afdeling overweegt echter dat rekenkundige tussenresultaten volgens de Hrmi in één decimaal worden weergegeven. De raad heeft in een nader stuk inzichtelijk gemaakt dat deze waarde eigenlijk 45,45 dB is en toegelicht dat deze waarde in bijlage 5 afgerond op één decimaal is weergegeven. De Afdeling overweegt verder dat in de Hrmi staat, dat wordt afgerond conform NEN 1047. Daarin staat dat als meer dan één decimaal komt te vervallen, in één stap moet worden afgerond. Daarom is de waarde van 45,45 dB naar het oordeel van de Afdeling terecht afgerond naar 45 dB.
Het betoog slaagt niet.
Cumulatie
15. [appellant] betoogt dat ten onrechte niet onderzocht is wat de gevolgen voor de akoestische situatie zijn vanwege cumulatie van verschillende geluidsbronnen. De raad is er daarbij volgens [appellant] ten onrechte vanuit gegaan dat geen onderzoek naar de cumulatieve geluidsgevolgen vereist is, omdat de Wet geluidhinder in deze situatie een dergelijk onderzoek niet voorschrijft. [appellant] wijst er daarbij op dat in het kader van de goede ruimtelijke ordening dit onderzoek ook wordt verlangd, in situaties waarin de Wgh dit niet voorschrijft.
15.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voldoende onderzocht is wat de gevolgen van cumulatie van verschillende geluidsbronnen zijn. Daarvoor voeren zij aan dat in overeenstemming met het Reken- en meetvoorschrift 2012, cumulatie pas onderzocht hoeft te worden als de voorkeurswaarde door meerdere bronnen overschreden wordt. Daarvan is geen sprake, zo stelt de raad.
15.2. In de plantoelichting van het reparatieplan, staat dat onderzoek is uitgevoerd naar de cumulatie van het directe en indirecte bedrijfslawaai en het wegverkeerslawaai uit de omgeving. Bij het wegverkeerslawaai is daarbij niet slechts gekeken naar het lawaai als gevolg van het verkeer op de Lavendelheide, maar ook naar het verkeer op de andere omliggende wegen zoals de A7. Naar aanleiding van het onderzoek worden volgens de plantoelichting de volgende conclusies getrokken:
- Op grond van de Wet geluidhinder hoeft er geen cumulatieberekening plaats te vinden. Ook voor de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening hoeft geen cumulatieberekening inrichtinggeluid (inclusief verkeer op terrein van de inrichting) en indirecte hinder plaats te vinden, omdat beide geluidbronnen voldoen aan een etmaalwaarde van 50 dB(A) als langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.
- Uit het onderzoek naar het wegverkeerslawaai blijkt dat de geluidsbelasting op omliggende woningen tot 1 dB stijgt vanwege de extra vervoersbewegingen op de Lavendelheide.
- De totale geluidsbelasting vanwege alle relevante wegen op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving blijft gelijk. Hierop heeft de uitbreiding van het hotel geen relevante invloed. Dit lawaai valt als het ware weg tegen het verkeerslawaai van omliggende wegen.
15.3. De Afdeling overweegt dat de gecumuleerde geluidbelasting, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, door de raad dient te worden betrokken. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad dit ook heeft gedaan. De raad heeft zich hierbij niet alleen op het standpunt gesteld dat de Wet geluidhinder geen onderzoek naar cumulatie voorschrijft, maar onderbouwd waarom uit de onderzoeken volgt dat er geen reden is om de gecumuleerde geluidsbelasting te berekenen. Daarbij heeft de raad het standpunt ingenomen dat geen berekening van de cumulatie plaats hoeft te vinden als niet door meerdere geluidsbronnen de voorkeurswaarden worden overschreden. [appellant] heeft dit standpunt niet bestreden.
In het Akoestisch onderzoek r.o. is daarnaast beoordeeld wat de gevolgen voor de geluidsbelasting op de woningen van de Ureterpvallaat zijn als gevolg van de cumulatie van het verkeer ten behoeve van het uitgebreide hotel en het bestaande wegverkeer. Daarbij is gekeken naar zowel de gevolgen, als alleen gekeken wordt naar het bestaande verkeer op de Lavendelheide, als wanneer gekeken wordt naar het verkeer van alle relevante wegen.
De Afdeling ziet daarom in wat [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel, dat de raad onvoldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zullen zijn door de cumulatie van de geluidsbronnen.
Tussenconclusie reparatieplan
16. Gelet op wat de Afdeling onder 9.3, 11.5, 12.4, 12.8 en 13.3, heeft overwogen is het reparatieplan vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Allereerst omdat met het reparatieplan onvoldoende is gewaarborgd dat de bestaande groenzone behouden blijft. Daarnaast is niet inzichtelijk gemaakt van welke bebouwing de raad uitgaat, voor de beoordeling wat de geluidsuitstraling is van de gevels en daken van de bebouwing waar de bowlingbaan en feestzalen zijn voorzien. Verder is in het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit, ten onrechte als uitgangspunt genomen dat het overdekte terras om 23:00 zou sluiten. Ook is onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van het stemgeluid op het onoverdekte terrein, op de geluidsbelasting op de woningen aan de Ureterpvallaat. Ten slotte volgt uit het onderzoek onvoldoende, waarom er geen toeslag van 10dB is opgenomen vanwege duidelijk hoorbaar muziekgeluid.
De beroepsgronden tegen het besluit van 6 juli 2021
17. De raad erkent dat het reparatieplan is genomen vanwege verschillende gebreken in het plan. De raad heeft erkend dat het behoud van de groenzone onvoldoende in het plan was geborgd en dat onvoldoende onderzocht was, wat de gevolgen van het plan waren voor de geluidsbelasting op de woningen aan de Ureterpvallaat. Het plan is daarom ook in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld.
Verzoek van de raad om finale geschilbeslechting
18. De raad heeft de Afdeling verzocht om, voor zover de Afdeling zou oordelen dat het reparatieplan niet in stand kan blijven, over te gaan tot finale geschilbeslechting. De Afdeling ziet daar op dit moment geen aanleiding toe. De Afdeling overweegt daarover als volgt.
De raad heeft in een nader stuk het Akoestisch onderzoek terras overgelegd, waarin aanvullend onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting op de woningen aan de Ureterpvallaat. Daarbij is weliswaar uitgegaan van een openingstijd van het terras tot en met 01:00, maar zijn de overige, door de Afdeling geconstateerde, gebreken op het gebied van geluid niet weggenomen. Daarom zijn de geconstateerde gebreken onvoldoende hersteld, in dit aanvullende rapport. De Afdeling zal de raad daarom opdragen om de geconstateerde gebreken te herstellen.
De raad heeft daarnaast in nadere stukken een voorstel gedaan voor een instandhoudingsverplichting, waarmee de borging van de groenzone in het reparatieplan kan worden verzekerd. De raad heeft de Afdeling verzocht op dit punt zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat deze instandhoudingsverplichting aan het reparatieplan wordt toegevoegd. Uit het voorgaande volgt echter dat de Afdeling de raad zal opdragen, om de gebreken op het gebied van geluid te herstellen. Daarom zal de Afdeling de raad ook opdragen om, als hij besluit om het reparatieplan in stand te laten, het gebrek voor wat betreft de groenzone zelf te herstellen.
Bestuurlijke lus
19. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak de in overweging 9.3, 11.5, 12.4, 12.8 en 13.3, geconstateerde gebreken te herstellen.
De raad kan dit doen door aanvullend onderzoek te doen naar de gevolgen van het plan op de geluidsbelasting van de woningen aan de Ureterpvallaat, waarbij uitgegaan wordt van een sluitingstijd van het overdekte terras om 01:00 en ook het stemgeluid op het onoverdekte terrein wordt betrokken. Daarnaast moet de raad aanvullend onderzoeken en onderbouwen, of er een toeslag van 10 dB moet worden toegepast, vanwege duidelijk hoorbaar muziekgeluid. Verder moet de raad inzichtelijk maken van welke bebouwing uitgegaan is, voor de beoordeling wat de geluidsuitstraling is van de gevels en daken van de bebouwing waar de bowlingbaan en feestzalen zijn voorzien. Aan de hand van het aanvullende onderzoek moet de raad beoordelen of het besluit van 23 januari 2023 in zoverre in stand kan blijven. Als de raad tot de conclusie komt dat het plan in stand kan blijven dient de raad een nieuw besluit te nemen, waarbij het behoud van de groenzone wordt geborgd.
20. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, onder 25.4, blijft op een gewijzigd of nieuw besluit het recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing. 21. De raad moet de Afdeling, [appellant] en Van der Valk schriftelijk meedelen op welke wijze de gebreken in de bestreden besluiten zijn hersteld en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken. Het eventueel door de raad te nemen besluit hoeft niet opnieuw overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Proceskosten en griffierecht
22. In de einduitspraak zal worden beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht van [appellant].
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Smallingerland op om:
- binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat is overwogen onder 9.3, 11.5, 12.4, 12.8 en 13.3, omschreven gebreken in het besluit van de raad van de gemeente Smallingerland van 24 januari 2023 te herstellen, en
- de Afdeling, [appellant] en Van der Valk de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Brouwers, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Brouwers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025
780-1080