ECLI:NL:RVS:2025:870

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
202200935/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen saneringsplan Oost-Nederland 3 en geluidproductieplafonds

Op 5 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [appellante] beroep had ingesteld tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 8 februari 2022. Dit besluit betrof het saneringsplan "Oost-Nederland 3", dat geluidproductieplafonds verlaagde voor verschillende wegvlakken van de A1, A12, A15, A18, A28, A30, A35, A50, N18, N35, N36 en N48 in de provincies Gelderland en Overijssel. [appellante] woont aan de oostzijde van de rijksweg N36 en haar woning is aangemerkt als saneringsobject. Ze betoogde dat haar woning ten onrechte niet was meegenomen in het saneringsplan en dat er geen geluidsscherm werd geplaatst tussen haar woning en de N36, terwijl dit wel het geval was voor woningen aan de westzijde van de N36. De minister had in zijn verweerschrift toegelicht dat de plaatsing van een geluidsscherm financieel niet doelmatig was voor het cluster waartoe de woning van [appellante] behoorde. De Afdeling oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat de geluidsschermen voor het cluster niet financieel doelmatig waren. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Wet milieubeheer en de criteria voor het vaststellen van geluidbeperkende maatregelen.

Uitspraak

202200935/1/R4.
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de minister),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2022 heeft de minister het saneringsplan "Oost-Nederland 3" vastgesteld en geluidproductieplafonds verlaagd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2025, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D. Tieleman, vergezeld door [persoon A], [persoon B], [persoon C] en drs. F.J. Oppelaar, is verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 3.3, tweede lid, aanhef en onder a en c, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet blijft hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) van toepassing op een op grond van artikel 11.56, eerste lid, van de Wm ingediend verzoek tot vaststelling van een saneringsplan totdat dit saneringsplan onherroepelijk is en op een op grond van artikel 11.63, eerste lid, van de Wm ingediend verzoek tot verlaging van geluidproductieplafonds totdat deze verlaging onherroepelijk is.
Dat betekent dat in dit geval hoofdstuk 11 van de Wm, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bij deze uitspraak behorende bijlage.
3.       Het saneringsplan heeft betrekking op diverse wegvlakken van de A1, A12, A15, A18, A28, A30, A35, A50, N18, N35, N36 en N48 in de provincies Gelderland en Overijssel. Het saneringsplan bevat bronmaatregelen en afschermende maatregelen die ertoe leiden dat de geluidproductieplafonds op meerdere referentiepunten langs een aantal van de genoemde rijkswegen moeten worden verlaagd.
4.       [appellante] woont aan de [locatie] in [woonplaats] aan de oostzijde van de rijksweg N36. Deze woning wordt in het saneringsplan aangemerkt als saneringsobject. In het saneringsplan vormen de vier ten oosten van de N36 gelegen saneringsobjecten aan de [locatie] tot en met 8 het cluster N36_CL05 (hierna: het cluster). Ten behoeve van het cluster voorziet het saneringsplan in het aanleggen van de bronmaatregel dunne deklaag type A. Deze bronmaatregel wordt ten behoeve van meer dan één cluster langs de N36 toegepast over een lengte van ongeveer 3.100 m.
Het beroep
5.       [appellante] betoogt dat haar woning aan de [locatie] ten onrechte niet is meegenomen in het saneringsplan.
5.1.    Het betoog mist feitelijke grondslag. De woning van [appellante] is één van de 295 saneringsobjecten waarop het saneringsplan betrekking heeft en die zijn vermeld in bijlage 3 bij het bestreden besluit.
Het betoog slaagt niet.
6.       [appellante] betoogt dat in het saneringsplan ten onrechte niet wordt voorzien in een geluidsscherm tussen haar woning en de rijksweg N36. [appellante] wijst erop dat aan de westzijde van de N36, tegenover haar woning, wel een geluidsscherm wordt geplaatst. [appellante] voert aan dat haar woning dichterbij de N36 ligt dan de woningen achter dat nog te plaatsen geluidsscherm en dat de ervaren geluidsoverlast groter is naarmate iemand dichter bij de N36 woont.
6.1.    Gelet op artikel 11.59 van de Wm, in samenhang gelezen met artikel 11.29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wm, is voor het antwoord op de vraag of de minister voor het cluster een geluidsscherm in aanmerking dient te nemen, bepalend of een geluidsscherm een financieel doelmatige geluidbeperkende maatregel is voor het cluster. Uit artikel 31, eerste lid, van het Besluit geluid milieubeheer (hierna: Bgm) volgt dat een geluidbeperkende maatregel financieel doelmatig is, als het aantal maatregelpunten van een geluidbeperkende maatregel niet hoger is dan het aantal reductiepunten dat behoort bij het betreffende cluster waarvoor de maatregel is bedoeld.
In het rapport "Akoestisch onderzoek Saneringsplan Rijkswegen Oost-Nederland 3 (Fase 2)", van 17 december 2021 (hierna: het akoestisch rapport), staat dat voor het cluster 13.700 reductiepunten beschikbaar zijn. Het aantal reductiepunten dat bij een cluster behoort, wordt bepaald op grond van artikel 32 van het Bgm. In het akoestisch onderzoek is dat aantal bepaald door de reductiepunten bij elkaar op te tellen die op grond van tabel 1 in bijlage 1 van het Bgm bij elk van de vier saneringsobjecten in het cluster behoren. Op grond van die tabel worden aan een woning meer reductiepunten toegekend naarmate de berekende geluidsbelasting bij een woning hoger is. In het akoestisch onderzoek is de afstand tot de N36 als een relevante factor bij de berekening van die geluidsbelasting betrokken. De minister heeft in zijn verweerschrift, onder verwijzing naar de Regeling geluid milieubeheer (hierna: Rgm), toegelicht dat een geluidsscherm ten behoeve van het cluster minimaal 222 m lang en 2 m hoog moet zijn. Gelet op tabel 2 in bijlage 3 van de Rgm is het aantal maatregelpunten van zo’n geluidsscherm 20.646. Wat [appellante] heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat de minister ten aanzien van het cluster van een onjuist aantal reductie- en maatregelpunten is uitgegaan. Gelet hierop is een geluidsscherm voor het cluster financieel niet doelmatig en heeft de minister terecht geen geluidsscherm voor het cluster in aanmerking genomen.
De door [appellante] gemaakte vergelijking met de woningen aan de westzijde van de N36, tegenover haar woning, treft geen doel. Die woningen staan in cluster N36_CL06. De minister heeft toegelicht dat in dat cluster, anders dan in het cluster, geen vier, maar 38 saneringsobjecten zijn gesitueerd die met elkaar voldoende reductiepunten hebben voor het plaatsen van een geluidsscherm. Gelet daarop heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat cluster N36_CL06 en het cluster niet met elkaar op een lijn kunnen worden gesteld.
Het betoog slaagt niet.
7.       [appellante] betoogt dat de plaatsing van een geluidsscherm aan de westzijde van de N36, tegenover haar woning, zal leiden tot extra geluidsoverlast bij haar woning. [appellante] voert aan dat het geluidsscherm het geluid van het verkeer van de N36 zal weerkaatsen richting haar woning.
7.1.    De minister heeft toegelicht dat het geluidsscherm aan de westzijde van de N36 tegenover de woning van [appellante] absorberend wordt uitgevoerd en dat de weerkaatsing van het geluid daardoor verwaarloosbaar zal zijn.
7.2.    [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van de hiervoor onder 7.1 vermelde toelichting van de minister. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de minister in het bestreden besluit heeft voorgeschreven dat bij de N36 absorberende geluidsschermen dienen te worden geplaatst.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Robben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025
610-1077
BIJLAGE
Aanvullingswet geluid Omgevingswet
Artikel 3.3
1. Afdeling 11.3.6 van de Wet milieubeheer blijft van toepassing tot voor alle wegen en spoorwegen als bedoeld in artikel 11.56, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer een besluit op een verzoek tot vaststelling van een saneringsplan dan wel een tracébesluit of een besluit op een verzoek tot wijziging van een geluidproductieplafond, beide als bedoeld in artikel 11.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer, onherroepelijk is en de saneringsmaatregelen uit dat besluit, alsmede de geluidwerende maatregelen voor de saneringsobjecten volgend uit dat besluit, zijn uitgevoerd.
2. In geval van toepassing van het eerste lid blijft hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer van toepassing op:
a. een op grond van artikel 11.56, eerste lid, van die wet ingediend verzoek om vaststelling van een saneringsplan, totdat dit saneringsplan onherroepelijk is,
b. een wijziging van een saneringsplan of de termijn waarbinnen de daarin opgenomen saneringsmaatregelen moeten zijn getroffen als bedoeld in artikel 11.61 van die wet, totdat deze wijziging van dit saneringsplan of deze termijn onherroepelijk is,
c. een op grond van artikel 11.63, eerste lid, van die wet ingediend verzoek tot verlaging van geluidproductieplafonds, totdat deze verlaging van geluidproductieplafonds onherroepelijk is, en
d. de in de saneringsplannen opgenomen saneringsmaatregelen en de eventuele geluidwerende maatregelen, totdat deze maatregelen getroffen zijn.
[…]
Wet milieubeheer
Artikel 11.29
1. Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het vaststellen of wijzigen van een geluidproductieplafond neemt Onze Minister een geluidbeperkende maatregel niet in aanmerking, indien het treffen daarvan:
a. financieel niet doelmatig is met betrekking tot het beperken van de geluidsbelasting van een of meer geluidsgevoelige objecten, dan wel
b. stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard.
[…]
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de toepassing van het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder a.
Artikel 11.56
1. De beheerder van een weg of spoorweg waarvoor:
a. de geluidproductieplafonds bij inwerkingtreding van de Invoeringswet geluidproductieplafonds tot stand zijn gekomen met toepassing van artikel 11.45, eerste lid, en;
b. niet eerder een saneringsplan is vastgesteld of toepassing is gegeven aan artikel 11.42, tweede tot en met vijfde lid; doet uiterlijk 31 december 2023 een verzoek aan Onze Minister tot vaststelling van een saneringsplan.
[…]
Artikel 11.59
1. Een saneringsplan bevat voor saneringsobjecten de maatregelen die met overeenkomstige toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds op de gevel van de saneringsobjecten te beperken tot de streefwaarde van 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorweg betreft.
2 In afwijking van het eerste lid bevat een saneringsplan de maatregelen die met overeenkomstige toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg op de gevel van de saneringsobjecten die voldoen aan artikel 11.57, eerste lid, onder c, met minimaal 5 dB te reduceren, tenzij toepassing van het eerste lid leidt tot een lagere geluidsbelasting.
[…]
Artikel 11.63
1. Indien de saneringsmaatregelen, bedoeld in artikel 11.59, eerste of tweede lid, leiden tot een verlaging van de geluidsbelasting van de saneringsobjecten, doet de beheerder gelijktijdig met het verzoek, bedoeld in artikel 11.56, eerste lid, een verzoek tot een verlaging van de betrokken geluidproductieplafonds overeenkomstig het geluideffect van die maatregelen.
[…]
Besluit geluid milieubeheer
Artikel 1
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
cluster: geluidsgevoelig object of verzameling bijeengelegen geluidsgevoelige objecten die een relevante verlaging van de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg zou kunnen ondervinden van een aaneengesloten geluidbeperkende maatregel;
[…]
2. Indien de financiële doelmatigheid van een geluidbeperkende maatregel wordt bepaald in het kader van afdeling 11.3.6 van de wet, bestaat een cluster, in afwijking van het eerste lid, uit een saneringsobject of een verzameling bijeengelegen saneringsobjecten die een relevante verlaging van de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg zou kunnen ondervinden van een aaneengesloten geluidbeperkende maatregel.
[…]
Artikel 31
1. Een geluidbeperkende maatregel is financieel doelmatig indien het aantal maatregelpunten van de geluidbeperkende maatregel niet hoger is dan het aantal reductiepunten behorende bij het cluster waar de maatregel voor is bedoeld.
[…]
Artikel 32
1. Het aantal reductiepunten behorende bij een cluster wordt bepaald door het optellen van de reductiepunten per woning, die overeenkomstig het tweede lid worden gegenereerd door alle geluidsgevoelige objecten in het cluster.
2. Het aantal reductiepunten per woning op basis van de hoogste toekomstige geluidsbelasting op de woning vanwege een weg of spoorweg in de situatie zonder maatregelen is opgenomen in tabel 1 van bijlage 1.