202303641/1/R3.
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
appellant,
en
de raad van de gemeente Hof van Twente,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente, herziening [locatie 1 en 2] Ambt Delden" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij B] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 februari 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Twello, en de raad, vertegenwoordigd door J. Overbeek, zijn verschenen. Voorts zijn op de zitting [partij A] en [partij B], bijgestaan door mr. L. Gijsen, rechtsbijstandverlener te Leusden, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 28 juli 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Aan de [locatie 1 en 2] in Ambt Delden is op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning en inwoning toegestaan. De woning op [locatie 2] wordt bewoond door [appellant] en het inwoongedeelte op [locatie 1] wordt bewoond door [partij A] en [partij B]. De bewoners van [locatie 1] hebben de gemeente verzocht om de bestemming te herzien naar een passende woonbestemming. Naar aanleiding van dit verzoek en omdat de feitelijke agrarische bedrijfsactiviteiten volgens de raad zijn gestaakt, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente, herziening [locatie 1 en 2] Ambt Delden" vastgesteld. In dit plan is aan de gronden ter plaatse van en rondom de aanwezige bebouwing de bestemming "Wonen" toegekend. Daarnaast is aan een deel van de gronden de bestemming "Agrarisch met waarden" toegekend.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Gronden van het beroep
Onzorgvuldige besluitvorming
4. [appellant] betoogt dat er sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming, omdat het plan niet steunt op beleid, een consistente lijn of enige inhoudelijke afweging. Daarbij is de raad uitgegaan van een onjuiste feitelijke situatie. Op het perceel van [appellant] is sprake van een agrarische bedrijfswoning, zonder inwoning. De raad stelt in de publicatie van het (ontwerp)plan volgens hem dan ook ten onrechte dat het gaat om een voormalige agrarische bedrijfswoning.
4.1. De raad stelt dat het plan is voorzien van een toelichting, waarin is ingegaan op alle relevante aspecten. Verder is er onderzoek gedaan naar de feitelijke situatie ter plaatse. Hieruit is gebleken dat [appellant] alleen het huisperceel [locatie 3], met een oppervlakte van ongeveer een halve hectare, in eigendom heeft. Daarnaast is gebleken dat ter plaatse geen vee meer wordt gehouden en dat de opstallen (gebouwen) niet agrarisch worden gebruikt. Daarbij heeft de raad op de zitting toegelicht dat er meerdere keren is geprobeerd contact op te nemen met [appellant]. De raad heeft meerdere brieven verstuurd, maar stelt nooit een reactie te hebben gekregen.
4.2. De Afdeling overweegt dat de raad het plan heeft voorzien van een toelichting waarin onder andere is ingegaan op het doel van het plan, het relevante beleid, de relevante omgevingsaspecten en de uitvoerbaarheid. Zo volgt uit de plantoelichting onder andere dat wonen in de buurtschappen en het buitengebied op grond van het gemeentelijke beleid zorgvuldig kan worden geïntegreerd in het landschap. Daarbij kunnen vrijkomende agrarische gebouwen een woonfunctie krijgen. Verder heeft de raad voor het plangebied een erfinrichtingsplan opgesteld, zodat de bestaande landschappelijke kenmerken van het plangebied grotendeels blijven behouden. [appellant] heeft niet geconcretiseerd waarom deze toelichting gebrekkig of onjuist is.
Verder volgt de Afdeling [appellant] niet in zijn stelling dat de raad is uitgegaan van een onjuiste feitelijke situatie. Daarvoor is van belang dat in het controlerapport van de Omgevingsdienst Twente van 16 februari 2021 (hierna: het controlerapport), waarnaar de raad verwijst, onder meer staat dat de jongveestal wordt gebruikt voor de stalling van caravans en de opslag van eigen trekkers en materieel, dat de werktuigberging wordt gebruikt voor de stalling van caravans en dat de ligboxenstal wordt gebruikt als privéruimte, kantine, opslagruimte en voor metaalbewerking. In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het controlerapport zo gebrekkig is of zulke leemten in kennis bevat, dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. De enkele stelling van [appellant] dat hij wel agrarisch actief is, is daarvoor onvoldoende.
Het betoog slaagt niet.
Evenredigheid
5. [appellant] betoogt dat het geheel uitsluiten van agrarische bedrijfsvoering op de planlocatie onevenredige nadelige gevolgen voor hem heeft. Op de zitting heeft [appellant] toegelicht dat hij van plan is om van zijn agrarisch bedrijf weer een volwaardig bedrijf te maken. Omdat hij in 2023 een auto-ongeluk heeft gehad, is dit nog niet gelukt. De raad heeft zijn belangen volgens hem onvoldoende meegewogen.
5.1. Aan het perceel van [appellant] aan de [locatie 3] is in dit plan de bestemming "Wonen" toegekend. In het vorige plan "Buitengebied Hof van Twente" had het perceel de bestemming "Agrarisch met waarden".
5.2. De Afdeling stelt voorop dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
De Afdeling is van oordeel dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de nadelige gevolgen van het plan voor [appellant] niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat uit het controlerapport volgt dat er geen agrarische activiteiten meer plaatsvinden op het perceel van [appellant]. De Afdeling verwijst daarvoor naar wat zij onder 4.2 heeft overwogen. De omstandigheid dat [appellant] een auto-ongeluk heeft gehad, maakt dat niet anders. Het controlerapport is namelijk al in 2021, en daarmee ruim voor die tijd, opgesteld. Verder heeft [appellant] wel gesteld het voornemen te hebben de agrarische gebruiksmogelijkheden alsnog te benutten, maar uit de dossierstukken en uit wat [appellant] op de zitting heeft toegelicht, is niet gebleken van concrete plannen daartoe ten tijde van de totstandkoming van het plan.
Het betoog slaagt niet.
Herhalen en inlassen zienswijze en aanvullen beroepsgronden
6. [appellant] verzoekt om zijn tegen het ontwerpplan ingediende zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij betoogt dat de raad onvoldoende is ingegaan op de ingediende zienswijze.
6.1. Voor zover [appellant] verzoekt om de inhoud van zijn zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat de raad in de nota van zienswijzen uitgebreid is ingegaan op de zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze onjuist of onvolledig zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Buskermolen, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buskermolen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025
896-1116