ECLI:NL:RVS:2025:820

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
1 maart 2025
Zaaknummer
202400040/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van staatsraad mr. W. den Ouden afgewezen

Op 27 februari 2025 heeft verzoeker tijdens een zitting verzocht om wraking van staatsraad mr. W. den Ouden, die als voorzitter van de meervoudige kamer de zaak met nummer 202400040/1/A3 behandelde. Het verzoek om wraking werd gedaan op basis van de stelling dat de staatsraad vooringenomen en partijdig was, omdat hij de behandeling van het hoger beroep vanuit het perspectief van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem zou hebben geleid. Verzoeker stelde dat de staatsraad zich klakkeloos had laten voorliegen door het college, geen oog had voor de context en emoties, en waarschijnlijk de stukken niet had gelezen. De staatsraad heeft op het verzoek om wraking niet berust en heeft een schriftelijke reactie ingediend. Tijdens de zitting op 27 februari 2025 is verzoeker, bijgestaan door een gemachtigde, gehoord via een videoverbinding, terwijl de staatsraad geen gebruik maakte van de gelegenheid om gehoord te worden.

De Afdeling heeft het verzoek om wraking op 3 maart 2025 afgewezen. In de overwegingen werd gesteld dat op verzoek van een partij, ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), elke rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De maatstaf is dat een staatsraad verondersteld wordt onpartijdig te zijn, en het aan de verzoeker is om aan te tonen dat er bijzondere omstandigheden zijn die deze veronderstelling ondermijnen. De Afdeling concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de staatsraad vooringenomen of partijdig was, en dat de staatsraad verzoeker voldoende gelegenheid had geboden om zijn standpunten toe te lichten. De keuze van de staatsraad om geen getuigen onder ede te horen werd als een processuele beslissing beschouwd, die niet ter discussie stond in de wrakingsprocedure. De Afdeling oordeelde dat er geen bijkomende aanknopingspunten waren die duidden op vooringenomenheid van de staatsraad.

Uitspraak

202400040/4/A3.
Datum beslissing: 3 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Tijdens de zitting op 27 februari 2025 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. W. den Ouden (hierna: de staatsraad), als voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak met nummer 202400040/1/A3.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke reactie ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek om wraking op een zitting behandeld op 27 februari 2025, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], via een videoverbinding is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 27 februari 2025 heeft de Afdeling het verzoek om wraking van de staatsraad afgewezen.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.       Samengevat weergegeven heeft [verzoeker] aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat de staatsraad vooringenomen en partijdig is, omdat zij op de zitting het hoger beroep heeft behandeld vanuit het perspectief van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem en het alle ruimte heeft gegeven om zijn standpunt uiteen te zetten. Ook heeft de staatsraad zich klakkeloos laten voorliegen door het college, heeft zij geen oog voor de context, geen begrip voor emoties en heeft zij waarschijnlijk de stukken niet gelezen. Daarnaast heeft de staatsraad volgens [verzoeker] suggestieve vragen gesteld, waarbij zij zijn woorden heeft verdraaid. Hij legt verder aan zijn verzoek om wraking ten grondslag dat de staatsraad niet heeft beslist op zijn verzoek om getuigen onder ede te horen.
4.       De Afdeling deelt het standpunt van [verzoeker] dat de staatsraad vooringenomen en partijdig is, of de schijn daartoe heeft gewekt, niet. De behandeling op een zitting is met name bedoeld voor opheldering van wat nog niet duidelijk is. Het oordeel van de rechter over een zaak is een combinatie van wat uit het dossier blijkt en wat op zitting is besproken. Als bepaalde onderwerpen niet op zitting zijn behandeld, wil dat niet zeggen dat die niet worden betrokken bij het oordeel van de rechter. Uit de zittingsaantekeningen van het verhandelde op de zitting blijkt dat [verzoeker] in ruime mate in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten toe te lichten. De staatsraad heeft hem dus de gelegenheid geboden om zijn perspectief te belichten. Hieruit volgt niet dat de staatsraad haar onpartijdigheid heeft laten varen of dat zij vooringenomen is. Dat de staatsraad zich door het college heeft laten voorliegen, zij geen oog heeft voor de context en geen begrip heeft voor emoties, is uit de behandeling van het verzoek om wraking niet gebleken. De keuze van de staatsraad om vooralsnog geen getuigen onder ede te horen, is een processuele beslissing. De vraag of dit soort beslissingen juist is, staat niet ter discussie in de wrakingsprocedure. Het instrument van wraking is namelijk niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden gebruikt, tenzij er bijkomende aanknopingspunten zijn om te oordelen dat uit zo’n beslissing vooringenomenheid blijkt. Daar is hier niet van gebleken.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Verburg
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
853