ECLI:NL:RVS:2025:820
Raad van State
- Wraking
- D.A. Verburg
- N. Verheij
- E.J. Daalder
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wraking van staatsraad mr. W. den Ouden afgewezen
Op 27 februari 2025 heeft verzoeker tijdens een zitting verzocht om wraking van staatsraad mr. W. den Ouden, die als voorzitter van de meervoudige kamer de zaak met nummer 202400040/1/A3 behandelde. Het verzoek om wraking werd gedaan op basis van de stelling dat de staatsraad vooringenomen en partijdig was, omdat hij de behandeling van het hoger beroep vanuit het perspectief van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem zou hebben geleid. Verzoeker stelde dat de staatsraad zich klakkeloos had laten voorliegen door het college, geen oog had voor de context en emoties, en waarschijnlijk de stukken niet had gelezen. De staatsraad heeft op het verzoek om wraking niet berust en heeft een schriftelijke reactie ingediend. Tijdens de zitting op 27 februari 2025 is verzoeker, bijgestaan door een gemachtigde, gehoord via een videoverbinding, terwijl de staatsraad geen gebruik maakte van de gelegenheid om gehoord te worden.
De Afdeling heeft het verzoek om wraking op 3 maart 2025 afgewezen. In de overwegingen werd gesteld dat op verzoek van een partij, ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), elke rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De maatstaf is dat een staatsraad verondersteld wordt onpartijdig te zijn, en het aan de verzoeker is om aan te tonen dat er bijzondere omstandigheden zijn die deze veronderstelling ondermijnen. De Afdeling concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de staatsraad vooringenomen of partijdig was, en dat de staatsraad verzoeker voldoende gelegenheid had geboden om zijn standpunten toe te lichten. De keuze van de staatsraad om geen getuigen onder ede te horen werd als een processuele beslissing beschouwd, die niet ter discussie stond in de wrakingsprocedure. De Afdeling oordeelde dat er geen bijkomende aanknopingspunten waren die duidden op vooringenomenheid van de staatsraad.