ECLI:NL:RVS:2025:786

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
202305179/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan 't Hout - De Hoefkens en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van De Hoefkens Invest B.V.

Op 26 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen De Hoefkens Invest B.V. en de raad van de gemeente Helmond. De zaak betreft een bestemmingsplan dat op 20 juni 2023 is vastgesteld, waarmee de bouw van 31 rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen aan de Hoefkens 5 mogelijk wordt gemaakt. De Hoefkens Invest B.V., eigenaar van nabijgelegen percelen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest dat de verlaging van de maximaal toegestane milieucategorie haar bedrijfsvoering zal belemmeren. De Afdeling heeft de zaak op 6 december 2024 behandeld en heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geluidhinder die de nieuwe woningen kunnen veroorzaken voor de bedrijfsactiviteiten van De Hoefkens Invest B.V. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken de gebreken in het besluit te herstellen, met name door een akoestisch onderzoek uit te voeren en te onderbouwen dat de bedrijfsvoering van De Hoefkens Invest B.V. niet wordt beperkt door de woningbouw. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral als deze invloed hebben op bestaande bedrijfsactiviteiten.

Uitspraak

202305179/1/R2.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
De Hoefkens Invest B.V., gevestigd in Helmond,
appellante,
en
de raad van de gemeente Helmond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "’t Hout - De Hoefkens" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft De Hoefkens Invest B.V. beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoefkens Invest B.V. en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 6 december 2024, waar De Hoefkens Invest B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en mr. ing. M.Th.M. Zusterzeel, advocaat in Weert, en de raad, vertegenwoordigd door D. Smulders, en mr. L.J. Gerritsen, advocaat in Nijmegen, zijn verschenen. Verder is op de zitting De Hoefkens Ontwikkel B.V., vertegenwoordigd door mr. L. Pronk en mr. I.L. van Geel, beiden advocaat in Helmond, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 20 januari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de
Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het bestemmingsplan maakt de bouw van 31 rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen aan de Hoefkens 5 mogelijk.
De Hoefkens Ontwikkel B.V. is initiatiefnemer van het bestemmingsplan. Op de locatie waar de woningen mogelijk worden gemaakt is nu een leegstaand bedrijfspand gesitueerd. Daarnaast beperkt het bestemmingsplan de maximaal toegestane milieucategorie voor de bedrijfspercelen ten noorden en ten zuiden van de gronden waarop de woningen zijn geprojecteerd.
3.       De Hoefkens Invest B.V. is eigenaar van de meest noordelijke percelen in het plangebied. Deze gronden maken deel uit van een bedrijfsverzamelgebouw dat is gevestigd aan de straat de Hoefkens. Op de percelen bevinden zich drie bedrijfsunits en een voorterrein. Aan deze percelen is de bestemming "Bedrijf - 1" toegekend. Aan de bedrijfsunits is de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" toegekend en aan het voorterrein de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 2".
De Hoefkens Invest B.V. kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen. Zij betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en vreest dat zij door de verlaging van de maximaal toegestane milieucategorie wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering.
Relativiteitsvereiste
4.       Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
Toetsingskader
5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgrond
6.       De Hoefkens Invest B.V. heeft haar betoog dat de raad de gevolgen van de woningbouw op de verkeersveiligheid onvoldoende heeft onderzocht op de zitting ingetrokken.
Nieuwe beroepsgrond
7.       De Hoefkens Ontwikkel B.V. heeft op de zitting betoogd dat de beroepsgrond van De Hoefkens Invest B.V. dat geen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen, buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat het een nieuwe beroepsgrond betreft. Het betoog van De Hoefkens Ontwikkel B.V. slaagt niet. Anders dan De Hoefkens Ontwikkel B.V. stelt is er naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een nieuwe beroepsgrond, maar van een nadere motivering van de eerder aangevoerde beroepsgrond dat het plan een ontwikkeling mogelijk maakt die niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet staat daarom niet in de weg aan een inhoudelijke bespreking van die beroepsgrond.
Het betoog slaagt niet.
Vormvrije m.e.r.
8.       De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat de raad het plan in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft vastgesteld, omdat ten onrechte geen milieueffectrapportage is uitgevoerd. Het standpunt van de raad dat alleen een m.e.r. hoeft te worden doorlopen als is voldaan aan het gestelde in kolom 1 van categorie D11.2 in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage is onjuist. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan immers nagenoeg dezelfde procedurele vereisten als voor de (formele) m.e.r.-beoordeling. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit dat door het college genomen moet worden naar aanleiding van de aanmeldnotitie die door de initiatiefnemer wordt opgesteld, is De Hoefkens Invest B.V. niet bekend. Voorts betoogt De Hoefkens Invest B.V. dat raad niet kon volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, omdat als gevolg van het bestemmingsplan sprake is van een gewijzigde verkeersaantrekkende werking.
8.1.    Bureau Verkuylen heeft in het rapport "Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling" van 19 december 2022 (hierna: de vormvrije mer-beoordeling) onderzocht of een milieueffectrapportage moet worden gemaakt voor het bestemmingsplan. Daarin wordt vermeld dat de beoogde ontwikkeling en de hiervan deel uitmakende onderdelen niet als activiteit voorkomen in lijst C van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. De voorgenomen ontwikkeling van 31 woningen ligt ver onder de drempelwaarde die is opgenomen in D11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Er is voor de activiteit derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht. Er dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. In de vormvrije mer-beoordeling is geconcludeerd dat de potentiële effecten van het plan in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan dusdanig beperkt zijn van aard en omvang dat dit geen significant nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een procedure noodzakelijk maken. Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking van het plan wordt geconcludeerd dat deze relatief beperkt is, en dat die naar verwachting zonder problemen op het bestaande wegennet kan worden verwerkt.
Het college heeft in een m.e.r.-beoordelingsbesluit van
21 december 2022 besloten dat geen milieueffectrapport hoeft te worden gemaakt.
8.2.    Naar het oordeel van de Afdeling betoogt De Hoefkens Invest B.V. ten onrechte dat de procedure bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling onzorgvuldig is verlopen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 9 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2298, betekent het vereiste in paragraaf 7.6 van de Wet milieubeheer zoals dat gold ten tijde van de vaststelling van het plan dat het bevoegd gezag een beslissing neemt omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapportage moet worden gemaakt, dat hierover een besluit van het bevoegd gezag is vereist, een m.e.r.-beoordelingsbesluit. De Afdeling overweegt dat het plan met ingang van 20 januari 2023 zes weken ter inzage heeft gelegen, en dat het m.e.r.-beoordelingsbesluit daarvóór is genomen op 21 december 2022. Gelet hierop is in zoverre voldaan aan de in artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit milieueffectrapportage neergelegde verplichting de daar genoemde verplichtingen uit de Wet milieubeheer toe te passen.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat geen milieueffectrapportage gemaakt hoefde te worden voor het plan. De Hoefkens Invest B.V. heeft niet onderbouwd waarom de conclusie uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling dat de verkeersaantrekkende werking van de woningen beperkt is onjuist is. De stelling van De Hoefkens Invest B.V. dat de verkeersaantrekkende werking die van de bestemming "Bedrijf" uitgaat anders is dan bij de bestemming "Wonen", is daarvoor onvoldoende. Daartoe overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting wordt vermeld dat het bestemmingsplan leidt tot een toename van 67 motorvoertuigen per etmaal, en dat de capaciteit van de straat De Hoefkens en de omliggende wegen deze extra bewegingen kunnen verwerken.
Het betoog slaagt niet.
Structuurvisie Helmond 2030
9.       De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat het plan in strijd is met de Structuurvisie Helmond 2030 (hierna: de structuurvisie). Daarin wordt vermeld dat prioriteit moet worden gegeven aan grotere, reeds in ontwikkeling zijnde plannen en tegelijkertijd terughoudendheid moet worden betracht ten aanzien van het realiseren van nieuwe, extra plancapaciteit, en dat de belangrijkste opgave in de woningvoorraad is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Een kleinschalige inbreidingslocatie als waarin het bestemmingsplan in voorziet past niet in deze doelstellingen.
De Hoefkens Invest B.V. betoogt voorts dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat de woningen niet voor leegstand worden gebouwd. Uit de "Atlas voor gemeenten 2022 - Wonen" volgt dat Helmond een bouwoverschot heeft. Dat op 9 maart 2023 de Woondeal Zuid-Oost Brabant is getekend betekent niet dat de raad zich niet meer aan eigen beleid hoeft te houden.
9.1.    Tussen partijen is niet in geschil dat in de regio van Helmond behoefte is aan woningbouw. In geschil is of het bestemmingsplan in strijd met de structuurvisie woningbouw mogelijk maakt op deze locatie.
9.2.    De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met de structuurvisie woningbouw mogelijk maakt in het plangebied. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de structuurvisie er niet aan in de weg staat dat hier nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt. Zoals de raad in het verweerschrift heeft toegelicht is de structuurvisie in 2014 vastgesteld om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente in grote lijnen te schetsen. In het voorwoord van de structuurvisie is uitdrukkelijk benadrukt dat is beoogd om flexibiliteit te bieden om mee te kunnen bewegen met snel veranderende omstandigheden. Zoals de raad ook op de zitting heeft toegelicht heeft sinds de vaststelling van de structuurvisie een kentering plaatsgevonden in de behoefte aan woningen. De raad heeft in de plantoelichting toegelicht dat om te kunnen voldoen aan de woningbouwopgave uit het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven' in de komende periode de jaarlijkse woningbouwproductie in Helmond moet worden verhoogd naar ongeveer 800 woningen per jaar. Dit afsprakenkader heeft een vervolg gekregen in de Woondeal Zuid-Oost Brabant van 9 maart 2023, die voor Helmond voorziet in een bouwopgave van 6.000 woningen in de periode van 2023 tot 2030. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het deze ontwikkeling gelet op de grote behoefte aan woningbouw mogelijk heeft mogen maken in het plangebied. Ook kan de Afdeling het standpunt van de raad dat de passages uit de structuurvisie waarnaar De Hoefkens Invest B.V. verwijst niet uitsluiten dat de raad een relatief kleinschalige woningbouwontwikkeling mogelijk maakt, goed volgen.
Ten aanzien van het betoog dat het bestemmingsplan mogelijk tot leegstand zal leiden, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting heeft de raad de behoefte aan woningen in Helmond toegelicht.
De Hoefkens Invest B.V. heeft deze onderbouwing niet betwist. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de "Atlas voor gemeenten 2022 - Wonen" niet volgt dat in Helmond geen nieuwe woningen gebouwd zouden moeten worden omdat sprake is aan een bouwoverschot. In de atlas wordt vermeld dat voor gemeenten die tien procent van de huidige gemeentelijke woningvoorraad erbij willen bouwen, zoals Helmond, mogelijk voor leegstand wordt gebouwd als niet ook grote investeringen worden gedaan in de leefbaarheid en bereikbaarheid van de nieuwe woningen. De boodschap van dit citaat is vooral dat gemeenten met een bouwopgave van meer dan 10 procent van de huidige woningvoorraad ook grote investeringen moeten doen in leefbaarheid en bereikbaarheid, en niet dat woningen die nu worden gebouwd, voor toekomstige leegstand worden gebouwd, aldus de raad. De Afdeling kan dit standpunt goed volgen.
Het betoog slaagt niet.
Externe veiligheid
10.     De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat het plan in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is vastgesteld. Er is namelijk sprake van een restrisico. Dat de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost positief heeft geadviseerd ten aanzien van het bestemmingsplan betekent niet dat is voldaan aan de regels die gelden voor externe veiligheid.
10.1.  In de plantoelichting is de raad ingegaan op het aspect externe veiligheid. Onder 4.2 wordt vermeld dat het plangebied binnen het invloedsgebied van de Spoorlijn - Venlo is gelegen en binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgasleiding.
De raad heeft voor deze twee risicobronnen een extern veiligheidsonderzoek laten uitvoeren door Kragten. Dit zijn de rapporten "Externe veiligheid Spoor: De Hoefkens 5 te Helmond" van 8 september 2022 en "Externe veiligheid buisleidingen: De Hoefkens 5 te Helmond" van 8 september 2022. Deze rapporten zijn als bijlage 2 en bijlage 3 bij de plantoelichting gevoegd.
10.2.  Voor beide risicobronnen is de conclusie van de veiligheidsonderzoeken dat het groepsrisico in zowel de huidige als in de toekomstige situatie lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In het geval van de spoorlijn geldt dan op grond van artikel 7 en artikel 8, tweede lid, onder a, van het Besluit externe veiligheid transportroutes (hierna: het Bevt) een beperkte verantwoordingsplicht, waarbij moet worden ingegaan op de in artikel 7 van het Bevt genoemde punten die zien op bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in het geval dat zich een ramp voordoet. De Afdeling overweegt dat de raad in hoofdstuk 3 van het rapport "Verantwoording hoogte groepsrisico De Hoefkens 5 Helmond" is ingegaan op deze punten. De beperkte verantwoordingsplicht die in het geval van de hogedruk aardgasleiding geldt op grond van artikel 12, derde lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: het Bevb) in samenhang gelezen met artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen, is ook uitgewerkt in hoofdstuk 3 van dat rapport. Voorts overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting het advies van de veiligheidsregio is opgenomen.
Gelet op het bovenstaande heeft de raad voldaan aan de verplichtingen uit de Bevt en de Bevb. De raad heeft binnen de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico van de risicobronnen onderbouwd waarom hij het restrisico dat overblijft na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen aanvaardbaar acht.
De Hoefkens Invest B.V. heeft geen gronden naar voren gebracht waarom de raad niet of niet volledig aan zijn verantwoordingsplicht heeft voldaan. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft vastgesteld.
Het betoog slaagt niet.
10.3.  Omdat het betoog niet slaagt, hoeft het beroep van de raad op het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste niet te worden besproken.
Verlaging milieucategorie en beperking bedrijfsvoering
11.     De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat de raad ten onrechte de maximaal toegestane milieucategorie op haar percelen heeft verlaagd. Zij stelt dat zij hierdoor wordt beperkt in de exploitatiemogelijkheden van haar bedrijfsvoering. In het vorige bestemmingsplan "’t Hout - Hoek Dr Dreeslaan - Hoefkens" waren volgens De Hoefkens Invest B.V. de gebruiksmogelijkheden op haar perceel ruimer dan wat op grond van het voorliggende bestemmingsplan is toegestaan.
Voorts betoogt De Hoefkens Invest B.V. dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mate waarin haar huidige bedrijvigheid wordt belemmerd als gevolg van de woningbouw. De Hoefkens Invest B.V. voert daartoe aan dat de raad ten onrechte heeft volstaan met een verwijzing naar de richtafstand uit de VNG-brochure. De raad had moeten beoordelen of de bedrijfsactiviteiten die op haar gronden mogelijk zijn of wellicht al plaatsvinden niet onmogelijk worden gemaakt door de woningbouw. Dit heeft de raad ten onrechte niet gedaan.
11.1.  De raad stelt zowel in de plantoelichting als in het verweerschrift dat de verlaging van de maximaal toegestane milieucategorie te maken heeft met de ontwikkeling van de woningen. Aan de gronden van De Hoefkens Invest B.V. is in het plan de bestemming "Bedrijf - 1" toegekend. Aan de drie bedrijfsunits is de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" toegekend en aan het voorterrein de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 2". Op de gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" zijn nog slechts bedrijfsactiviteiten toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 van de planregels onder de categorieën 1, 2 en 3.1, en op de gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" nog slechts bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2. Onder het vorige bestemmingsplan "’t Hout - Hoek Dr Dreeslaan - Hoefkens" waren op deze gronden bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 tot en met 3 toegestaan.
11.2.  In het rapport "Onderzoek BMZ Industrielawaai" van 22 juli 2022 van Kragten (hierna: het rapport van Kragten) is op basis van bestaande woningen, woonbestemmingen, verleende milieuvergunningen, ingediende meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit, en eventueel aanwezige milieuonderzoeken beschouwd welke beperkingen er planologisch, bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, en feitelijk, bij de invulling van een bedrijfsbestemming, worst-case mogelijk zijn ter plaatse van nabijgelegen bedrijfsbestemmingen, en wat het effect hiervan is op het plangebied wat betreft geluid. De conclusie van dit rapport is dat met een verlaging van de milieucategorie van de bedrijfsunits en het voorterrein aan de richtafstanden uit de VNG-brochure kan worden voldaan. Het rapport van Kragten is als bijlage 7 bij de plantoelichting gevoegd.
11.3.  Uit paragraaf 4.7.1 van de plantoelichting volgt dat de raad voor de beoordeling of in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen kan worden voorzien, heeft aangesloten bij de richtafstanden volgens de "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure). In de VNG-brochure staat dat de richtafstanden met één afstandstap kunnen worden verlaagd, zonder dat het ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Gemengd gebied is een gebied met matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen andere functies voorkomen zoals kleine bedrijven, winkels en horeca. In dit geval is sprake van een omgevingstype gemengd gebied, gelet op de omstandigheid dat de woningen links van het plangebied, onder het vorige bestemmingsplan grensden aan gronden met de enkelbestemming "Bedrijf". In de plantoelichting staat dat de omgeving van het plangebied voornamelijk uit (woon)werkbestemmingen bestaat. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich niet op het standpunt mogen stellen dat er sprake is van een gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure. De Hoefkens Invest B.V. voert ten onrechte aan dat de omgeving volledig uit zware bedrijvigheid en industrie bestaat. De richtafstand uit de VNG-brochure voor toegestane bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de woningen kan dan ook met één afstandsstap verlaagd worden.
Zodoende geldt voor bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 3.1 een richtafstand van 30 m, en voor bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 2 een richtafstand van 10 m. De kortste afstand van de bedrijfsunits waaraan blijkens de verbeelding de maximaal toegestane milieucategorie 3.1 is toegekend tot de woonbestemming bedraagt zo’n 36 m. De afstand van het voorterrein waaraan blijkens de verbeelding de maximaal toegestane milieucategorie 2 is toegekend tot de woonbestemming bedraagt zo’n 15 m. Daarmee wordt aan de richtafstanden behorende bij de milieucategorieën 3.1 en 2 voldaan, waarmee ter plaatse van de te bouwen woningen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mag worden uitgegaan. Voor de voorheen aan de gronden van De Hoefkens Invest B.V. toegekende milieucategorie 3.2 geldt een richtafstand van 50 m, waarmee in het licht van de VNG-brochure voor de nieuwbouwwoningen niet werd voldaan aan het vereiste van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
11.4.  In paragraaf 4.7.2 van de plantoelichting heeft de raad beoordeeld of de verlaging van de milieucategorie een onevenredige beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten op de gronden van De Hoefkens Invest B.V. veroorzaakt. Daarbij heeft de raad gekeken naar het feitelijk bestaande gebruik.
Ten aanzien van het voorterrein wordt vermeld dat daar onder het bestemmingsplan "’t Hout - Hoek Dr Dreeslaan - Hoefkens" bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 3.2 waren toegestaan, maar wel onder voorwaarden dat ter plaatse een geluidwal aanwezig moet zijn met een minimale hoogte van 4 m en uitsluitend bedrijven in de categorie 3 zijn toegestaan met volgens genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten een geurcontour van niet meer dan 30 m. Deze geluidwal is niet aanwezig. Voor het voorterrein mag in de huidige situatie daarom worden uitgegaan van bedrijfsactiviteiten in maximaal milieucategorie 1 en 2, aldus de raad.
Ten aanzien van de drie bedrijfsunits wordt in de plantoelichting vermeld dat geen sprake is van bedrijfsactiviteiten die vallen onder milieucategorie 3.2. In één bedrijfsunit is een wijnhandel (webshop) gevestigd, met daarnaast stalling van privé-auto’s. Deze bedrijfsactiviteiten betreffen hoogstens milieucategorie 2. In de tweede bedrijfsunit is een timmerwerkplaats gevestigd, met voornamelijk opslag van materieel, gereedschappen en hout. Er zijn wel houtbewerkingsmachines aanwezig, maar de activiteiten vinden vooral plaats op locaties elders. In de derde bedrijfsunit is een bedrijf gevestigd voor inkoop, reparatie en verkoop van auto’s. De bedrijfsactiviteiten zijn kleinschalig en in de unit vinden geen verfspuitwerkzaamheden plaats, zodat geen sprake is van geuruitstoot. De bedrijfsactiviteiten vallen hoogstens in milieucategorie 3.1. Ook voor dit bedrijf geldt dat gekeken naar de grootte van de bedrijfsunits hier geen categorie 3.2 bedrijf gevestigd kan zijn, aldus de raad.
De raad heeft zich aldus op het standpunt gesteld dat geen beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten zal plaatsvinden bij verlaging van de milieucategorieën.
11.5.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad uit het oogpunt van het bereiken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen kunnen kiezen voor een maximaal toegestane milieucategorie van 3.1 voor de drie bedrijfsunits en een maximaal toegestane milieucategorie van 2 voor het voorterrein. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het belang bij de herontwikkeling van een leegstaand bedrijfspand voor woningbouw zwaarder mogen laten wegen dan het belang van De Hoefkens Invest B.V. bij het toestaan van bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 3.2. Daartoe overweegt de Afdeling dat de raad de noodzaak van de verlaging, namelijk het kunnen voldoen aan de richtafstanden behorende bij de milieucategorieën 3.1 en 2 waarmee ter plaatse van de te bouwen woningen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mag worden uitgegaan, voldoende heeft onderbouwd. Ook heeft de raad voldoende onderbouwd dat de verlaging van de milieucategorie geen onevenredige beperking toebrengt aan de bedrijfsmogelijkheden van het bedrijfsverzamelgebouw van De Hoefkens Invest B.V. Daarbij acht de Afdeling van belang dat er in de huidige situatie geen beperkingen optreden en dat slechts 3 van de 23 bedrijfsunits in hun planologische mogelijkheden worden beperkt.
11.6.  Ten aanzien van het betoog van De Hoefkens Invest B.V. dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen, omdat de raad niet heeft onderzocht of ter plaatse van de woningen kan worden voldaan aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit), en zo of De Hoefkens Invest B.V. niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt, overweegt de Afdeling als volgt.
De Hoefkens Invest B.V. heeft een beoordeling van het rapport van Kragten laten uitvoeren. Dit is de notitie "’t Hout - De Hoefkens Helmond; 2nd opinion akoestisch onderzoek" van 22 augustus 2023 van Peutz (hierna: de 2nd opinion).
De Hoefkens Invest B.V. heeft haar betoog dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd omdat aan de richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan, onderbouwd met de 2nd opinion. Uit de 2nd opinion blijkt dat niet kan worden voldaan aan de geluidnormen die gelden voor een bedrijf dat behoort tot milieucategorie 3.1. Deze conclusie volgt uit het volgende. Bij de geprojecteerde woningen worden maximale geluidniveaus verwacht van 65 à 68 dB(A). De percelen worden bezocht door vrachtwagens voor het laden of lossen van goederen. Het voorterrein wordt benut voor het parkeren van bedrijfsbussen en lichte vrachtwagens. De in- en uitrit van het voorterrein is direct tegenover de geprojecteerde woningen gesitueerd. De afstand tussen de parkerende bedrijfsbussen en lichte vrachtwagens tot de woningen bedraagt 17 m. Vrachtwagenactiviteit kan plaatsvinden tot op ongeveer 45 m afstand van de bedrijfsunits bij laden of lossen. Uitgaande van representatief te achten geluidbronsterkten samenhangend met vrachtwagens van 107 tot 110 dB(A), worden bij de geprojecteerde woningen maximale geluidniveaus verwacht tot 65 à 68 dB(A), waarbij bij laad- en losactiviteiten nog hogere waarden kunnen optreden. Als gevolg van vertrek of aankomst van bedrijfsbussen en lichte vrachtwagens op het voorterrein worden bij de woningen maximale geluidniveaus van 69 dB(A) verwacht. Hierbij is uitgegaan van een geluidbronsterkte van 103 dB(A), afkomstig van het sluiten van schuifduren en bedrijfsbussen en dergelijke. Dergelijke activiteiten kunnen zich ook in de nachtperiode voordoen, bijvoorbeeld bij vertrek vóór 7 uur ’s ochtends. De normen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit worden daarmee in zowel de avondperiode, grenswaarde 65 dB(A), en nachtperiode, grenswaarde 60 dB(A), overschreden. Ook is de gecumuleerde geluidbelasting ten onrechte niet beoordeeld. De conclusie van de 2nd opinion is dat de huidige bedrijfsvoering van De Hoefkens Invest B.V. met de komst van de woningen onmogelijk wordt gemaakt. De verlaging van de milieucategorie wringt des te meer, omdat zelfs met de verlaging niet wordt voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit, aldus De Hoefkens Invest B.V.
11.7.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van geluidhinder afkomstig van de percelen van De Hoefkens Invest B.V. op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. De Hoefkens Invest B.V. heeft gemotiveerd betoogd dat in de avond- en nachtperiode niet kan worden voldaan aan de grenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. De raad heeft geen onderzoek overlegd waaruit blijkt dat ter plaatse van de woningen wel aan deze normen kan worden voldaan. De raad heeft ook niet inzichtelijk gemaakt dat bezoekend en vertrekkend verkeer in de avond- en nachtperiode niet aannemelijk is bij de bedrijven die het bestemmingsplan ter plaatse toelaat. Gelet op de conclusie van de 2nd opinion had het naar het oordeel van de Afdeling in de rede gelegen dat de raad nader onderzoek had te doen naar de geluidbelasting van activiteiten die (mogen) plaatsvinden in de avond- en nachtperiode op de gronden van De Hoefkens Invest B.V. Nu de raad dit niet heeft gedaan, heeft hij zich, gelet op conclusie uit de 2nd opinion, naar het oordeel van de Afdeling niet op het standpunt mogen stellen dat De Hoefkens Invest B.V. niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt als gevolg van de woningbouw.
Nu niet inzichtelijk is gemaakt of ter plaatse van de woningen in het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd zonder dat De Hoefkens Invest B.V. onevenredig wordt beperkt in haar bedrijfsmogelijkheden, is het bestreden besluit naar het oordeel van de Afdeling niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen.
Het betoog slaagt.
Gebiedsbescherming
12.     De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat de stikstofberekening bij het bestemmingsplan niet deugt.
12.1.  De Afdeling overweegt dat de bepalingen in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.53, volgt dat de bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen, projecten of andere handelingen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, kennelijk niet tot bescherming van bedrijfseconomische belangen strekken, waaronder het concurrentiebelang. De bedrijfseconomische belangen van een appellant kunnen echter zo verweven zijn met het algemeen belang van het behoud van een goede staat van instandhouding van het betrokken Natura 2000-gebied, een belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van deze appellant, aldus de overzichtsuitspraak.
12.2.  Naar het oordeel van de Afdeling is niet gebleken dat de bedrijfseconomische belangen van de Hoefkens Invest B.V. zijn verweven met het belang bij bescherming van de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk strekken tot bescherming van haar bedrijfseconomische belangen. Gelet op artikel 8:69a van de Awb kan deze beroepsgrond niet leiden tot vernietiging van het besluit. De Afdeling zal de beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.
Uitvoerbaarheid: soortenbescherming
13.     De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is. Het bestemmingsplan biedt onvoldoende waarborg dat de paarverblijfplaats voor vleermuizen in het naburige pand op de
Noord Parallelweg 23 niet wordt verstoord.
13.1.  De Hoefkens Invest B.V. beroept zich op bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van planten- en diersoorten. Daarmee beroept zij zich op een algemeen belang waarvoor zij in feite niet in rechte kan opkomen. Dat is anders als, kort gezegd, sprake is van verwevenheid van het algemene belang met de bedrijfseconomische belangen van De Hoefkens Invest B.V.
13.2.  Van deze verwevenheid is in dit geval geen sprake. De Afdeling laat met toepassing van artikel 8:69a van de Awb de door
De Hoefkens Invest B.V. naar voren gebrachte beroepsgrond over de bescherming van soorten in verband met de aanwezigheid van \ vleermuizen in het plangebied buiten beschouwing. Daartoe overweegt de Afdeling dat de door De Hoefkens Invest B.V. ontplooide bedrijfsactiviteiten niet worden beïnvloed door de instandhouding van een populatie binnen het plangebied. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.68.
Herhalen en inlassen zienswijze
14.     De Hoefkens Invest B.V. betoogt dat de in haar zienswijze aangevoerde gronden als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
14.1.  Waar De Hoefkens Invest B.V. voor het overige verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast in haar beroep te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzennota is ingegaan op die zienswijze. De Hoefkens Invest B.V. heeft geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze onjuist of onvolledig zou zijn.
Bestuurlijke lus
15.     Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
15.1.  Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Dit kan door, bijvoorbeeld, op basis van een akoestisch onderzoek alsnog deugdelijk te motiveren dat De Hoefkens Invest B.V. niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt door de woningbouw. Daarbij zal de raad moeten onderzoeken of bezoekend en vertrekkend verkeer in de avond- en nachtperiode aannemelijk is bij bedrijven in milieucategorie 3.1 en nader reageren op de door
De Hoefkens Invest B.V. gestelde onmogelijkheid om aan de normen uit het Activiteitenbesluit te kunnen voldoen.
15.2.  De raad moet de Afdeling en de andere partijen de uitkomst meedelen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
15.3.  Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, blijft op een gewijzigd of nieuw besluit het recht, zoals dat gold onmiddellijk vóór 1 januari 2024, van toepassing.
Proceskosten
16.     In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Helmond op om:
-        binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak het onder 11.7 omschreven gebrek in het besluit van 20 juni 2023 te herstellen; en
-        de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Arneri, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Arneri
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
1010
BIJLAGE
Wet milieubeheer
Artikel 7.19:
1. Indien het bevoegd gezag degene is die een activiteit, aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, wil ondernemen, neemt het in een zo vroeg mogelijk stadium voor de voorbereiding van het besluit dat krachtens het vierde lid van dat artikel is aangewezen een beslissing omtrent de vraag of vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Artikel 7.17, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2Onder een zo vroeg mogelijk stadium wordt verstaan het stadium voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit.
3Het bevoegd gezag neemt de beslissing na overleg met de bestuursorganen die bij of krachtens een wet moeten worden betrokken bij de voorbereiding van het betrokken besluit.
4Het bevoegd gezag geeft kennis van zijn beslissing op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze en, indien sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een ander land, door middel van een publicatie in dat andere land, in welk geval artikel 12 van de Bekendmakingswet van overeenkomstige toepassing is.
Besluit milieueffectrapportage
Artikel 2, vijfde lid:
Voor zover in de bijlage, onderdeel C, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport in zodanige gevallen. Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt:
a.de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 en 7.20a van de wet in zodanige gevallen, en
b.de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16, 7.17, eerste tot en met vierde lid, 7.18, 7.19, eerste en tweede lid, en 7.20a van de wet in overige gevallen, uitgezonderd de gevallen, bedoeld in de categorieën D 49.1, D 49.2 en D 49.3 van de bijlage bij dit besluit.
Besluit externe veiligheid transportroutes
Artikel 7:
In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:
a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
Artikel 8, tweede lid:
Het eerste lid kan buiten toepassing blijven indien bij de vaststelling van het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond dat:
a. het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of
b. 1°.het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, met niet meer dan tien procent toeneemt, en
2°.de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet wordt overschreden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Artikel 12:
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord. In de toelichting bij het besluit wordt vermeld:
a. de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken;
b. het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door de exploitant van de buisleiding die dat risico mede veroorzaakt;
d. andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan;
e. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
f. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
g. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.
2. Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het voor dat besluit bevoegde gezag het bestuur van de regionale brandweer in wiens regio het gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding.
3. Het eerste lid, onderdelen c tot en met e, is niet van toepassing indien:
a. een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied waarbinnen de letaliteit van personen binnen het invloedsgebied minder dan 100% of bij toxische stoffen waarbij het plaatsgebonden risico kleiner dan 10-8 per jaar is, of
b. het groepsrisico of de toename van het groepsrisico bij verwezenlijking van het bestemmingsplan niet hoger is dan een bij regeling van Onze Minister gestelde waarde, welke waarde voor verschillende categorieën van buisleidingen verschillend kan worden vastgesteld.
Indien de verantwoording van het groepsrisico achterwege is gelaten, vermeldt de toelichting bij het bestemmingsplan de reden daarvan.
Regeling externe veiligheid buisleidingen
Artikel 8:
De waarde, bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel b, van het besluit is voor:
a. het groepsrisico: 0,1 maal de waarden, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, en
b. de toename van het groepsrisico: minder dan 10%, voor zover de waarden, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van het besluit niet worden overschreden.