202401125/1/A2.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2024 in zaak nr. 22/1973 en 22/1976 in het geding tussen:
[appellant]
en
Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG).
Procesverloop
Bij besluiten van 21 oktober 2021 heeft de CSG uitkeringen van € 10.000,- en € 5.000,- uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) toegekend.
Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de CSG het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de toekenning van een uitkering van € 10.000,- gegrond verklaard en een uitkering van € 20.000,-, behorend bij letselcategorie 5, toegekend.
Bij een ander besluit van 12 juni 2023 heeft de CSG het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen een uitkering van € 5.000,- behorend bij letselcategorie 3, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2025, waar [appellant], aanwezig via een videoverbinding, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. Y. Pieters, zijn verschenen.
Overwegingen
Aanvraag
1. Op 19 mei 2021 heeft de CSG twee aanvragen van [appellant] om een uitkering uit het schadefonds ontvangen. Aan de eerste aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vanaf 1988 tot en met 1991 op jonge leeftijd is misbruikt door een man die deel uitmaakte van een pedofielennetwerk.
De tweede aanvraag betreft misbruik door een stiefoom van [appellant] in 1991 en/of 1992. Als gevolg van het seksueel misbruik heeft hij psychisch en lichamelijk letsel opgelopen. [appellant] is van mening dat hij op basis van letselcategorie 6 een uitkering van € 35.000,- moet ontvangen.
Besluitvorming van de CSG
2. Aan het besluit van 12 juni 2023 dat ziet op seksueel misbruik in de periode 1988 tot en met 1991 heeft de CSG ten grondslag gelegd dat [appellant] op zeer jonge leeftijd over een periode van vier jaar zeer frequent seksueel misbruik onder verzwarende omstandigheden heeft ondervonden. Van het misbruik is beeldmateriaal gemaakt dat op grote schaal is verspreid. Volgens de CSG is een uitkering van € 20.000,- in letselcategorie 5 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst) daarvoor passend.
3. Aan het besluit van 12 juni 2023 dat ziet op seksueel misbruik in 1991 en/of 1992 heeft de CSG ten grondslag gelegd dat het misbruik in deze periode 2 tot 3 keer heeft plaatsgevonden en dat daarbij een uitkering in letselcategorie 3 passend is.
Uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat [appellant] voor het misbruik in de periode 1988-1991 geen recht heeft op een hogere uitkering dan in letselcategorie 5. [appellant] is niet volledig en blijvend afhankelijk als gevolg van het misbruik en komt daarom niet in aanmerking voor een uitkering in letselcategorie 6. [appellant] is niet opgenomen in een instelling en er is daarvoor ook geen indicatie. Dat hij bijna tbs opgelegd heeft gekregen, kampt met verslaving en een Wajong-uitkering heeft gehad, maakt niet dat hij blijvend afhankelijk is, als bedoeld in de Letsellijst.
5. De rechtbank is van oordeel dat de CSG [appellant] voor het seksueel misbruik in de periode 1991 en/of 1992 geen recht heeft op een hogere uitkering dan in letselcategorie 3. Het misbruik door de stiefoom heeft niet over een langere periode stelselmatig plaatsgevonden zodat een uitkering in categorie 4 niet van toepassing is.
Hoger beroep van [appellant]
6. [appellant] heeft in hoger beroep het gewelddadig seksueel misbruik over langere periode uiteengezet. Hij vindt dat hij gelet op de ernst van het misbruik en de daadwerkelijke psychische gevolgen die hij daarvan heeft ondervonden en nog steeds ondervindt in aanmerking komt voor een uitkering in letselcategorie 6 van de letsellijst. Ook wijst hij er op dat andere slachtoffers van misbruik door zijn stiefoom een hogere uitkering hebben ontvangen dan € 5.000,-.
Beoordelingskader
7. De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst. In de hier toepasselijke Letsellijst van 1 november 2022 is onderscheid gemaakt tussen fysiek letsel (hoofdstuk 1) en psychisch letsel (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 2A is een opsomming gegeven van geweldsmisdrijven, waarbij zonder medische informatie wordt voorondersteld dat de misdrijven tot psychisch letsel hebben geleid, waarbij als uitgangspunt geldt: hoe ernstiger de misdrijven, des te hoger de letselcategorie (en de bijbehorende uitkering).
8. De categorie wordt in het geval van [appellant] bepaald door het psychisch letsel, omdat het meest ernstige letsel leidend is voor de indeling in een letselcategorie.
9. De uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 3 zijn: zedenmisdrijf met seksueel binnendringen. Bijvoorbeeld met geweld of gepleegd door een ouder persoon bij een zeer jeugdig slachtoffer (jonger dan 12 jaar).
10. De uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 4 zijn: zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 3. Bijvoorbeeld met ernstig geweld of gedurende een langere periode stelselmatig gebeurd.
11. De uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 5 zijn: zedenmisdrijf met seksueel binnendringen onder verzwarende omstandigheden.
12. De uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 6 zijn: diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en de aanwezigheid van behandeltrajecten gedurende vele (minimaal meer dan 5) jaren die leiden tot volledige en blijvende afhankelijkheid.
13. Aan de CSG komt beleidsruimte toe bij de vaststelling van letselcategorieën en de bijbehorende uitkeringen en beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag binnen welke categorie het letsel valt.
14. De rechtbank heeft terecht getoetst of de CSG tot het oordeel heeft kunnen komen dat in dit geval voor het misbruik in de periode 1988-1991 een uitkering in categorie 5 in plaats van 6 op zijn plaats is. Dat moet beoordeeld worden op grond van medische informatie, omdat alleen bij een zedenmisdrijf en uitkering in categorie 5 psychisch letsel verondersteld kan worden. Het is aan de aanvrager om een uitkering uit het schadefonds om de medische informatie te verstrekken.
Oordeel van de Afdeling
15. Tussen partijen is in geschil of er aanleiding is het psychisch letsel te laten vallen in respectievelijk letselcategorie 6 met de daarbij behorende uitkering van € 35.000,- en in categorie 4 met de daarbij behorende uitkering van € 10.000,-.
16. De Afdeling is van oordeel dat de CSG met recht het beleid voert dat voldaan moet worden aan voorwaarden (zie onder 12) die indeling in letselcategorie 6 rechtvaardigen. Dit beleid is redelijk. De CSG is ook terecht tot het oordeel gekomen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een uitkering die behoort bij letselcategorie 6. Het psychisch letsel van [appellant], hoe ernstig ook, leidt niet tot volledige en blijvende afhankelijkheid van zorg, die zich uit in opname in een instelling of in een voortdurende intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding. [appellant] heeft geen medische informatie overgelegd waaruit volgt dat hij volledige en blijvend afhankelijk is van zorg. De CSG mocht aldus oordelen dat de ook door de CSG erkende ernst van het letsel van [appellant] correspondeert met categorie 5 van de Letsellijst.
17. [appellant] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die maken dat hij in aanmerking komt voor een uitkering in een hogere categorie dan 3 voor psychisch letsel als gevolg van misbruik in de periode 1991 en/of 1992. Dat andere slachtoffers van seksueel misbruik door zijn stiefoom een hogere uitkering hebben ontvangen, betekent niet dat de uitkering die is toegespitst op zijn individuele situatie onjuist zou zijn. [appellant] heeft op de zitting bevestigd dat hij niet over een langere periode stelselmatig is misbruikt door zijn stiefoom.
18. Voor zover [appellant] betoogt dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen en die de CSG aanleiding hadden moeten geven om met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van het beleid af te wijken, overweegt de Afdeling dat in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding bestaat om tot die conclusie te komen. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de CSG tot het oordeel heeft kunnen komen dat geen aanleiding bestaat om uitkeringen behorend bij een hogere categorie dan letselcategorie 5 en 3 toe te kennen.
Conclusie
19. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
20. De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Planken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
299-1120