202105224/1/A3.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 juni 2021 in zaak nr. 20/1469 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Procesverloop
Bij besluiten van 28 augustus 2019 heeft de minister een aanvraag van [appellant] om afgifte van een bewijs van bevoegdheid niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 16 januari 2020 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 12 november 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat te Den Haag, en de minister, vertegenwoordigd door mr. N. Polat en K. Spaans, zijn verschenen.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. [appellant] is piloot en beschikt over een Airline Transport Pilot License (ATPL) en een Commercial Pilot License (CPL). Met een ATPL mag hij als piloot bij een luchtvaartmaatschappij werken. Met een CPL mag hij als piloot tegen betaling bij een commercieel bedrijf werken. Eiser heeft bij verschillende luchtvaartmaatschappijen als piloot gewerkt. Op 11 maart 2019 is [appellant] in dienst getreden bij luchtvaartmaatschappij Stobart Air. Deze luchtvaartmaatschappij heeft hem een opleiding aangeboden om het vliegtuig type ‘Embraer 170’ (hierna: Embraer) te besturen. Deze opleiding bestaat uit een aantal onderdelen, waaronder een Base Training. Een Base Training bestaat uit het uitvoeren van starts en landingen in een vliegtuig zonder passagiers. [appellant] heeft alle onderdelen van de opleiding, behalve de Base Training, met succes afgerond. De Base Training is vanwege slechte weersomstandigheden afgelast. [appellant] heeft de Base Training niet alsnog kunnen voltooien omdat de luchtvaartmaatschappij zijn arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Op 22 mei 2019 heeft [appellant] een certificaat van het opleidingsinstituut ontvangen. Vervolgens heeft hij een aanvraag ingediend om in zijn CPL de bevoegdheid op te nemen om het vliegtuigtype Embraer te besturen (hierna: typebevoegdverklaring). De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellant] niet in aanmerking kan komen voor de gevraagde typebevoegdverklaring omdat hij de Base Training niet heeft voltooid.
Wat heeft de rechtbank overwogen?
2. De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de Base Training als verplicht onderdeel van het opleidingsprogramma wordt genoemd in de Acceptable Means of Compliance and Guidance Material (AMCGM) to Part-ORA. Dat is Europese wetgeving waar de minister zich aan moet houden. De door de Base Training te verkrijgen kennis van het landen en opstijgen van een bepaald type vliegtuig is niet van ondergeschikte betekenis.
Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel slaagt volgens de rechtbank niet. Niet is gebleken dat de Zweedse autoriteiten aan een collega van [appellant] een typebevoegdverklaring hebben afgegeven zonder dat eerst de Base Training is voltooid. Verder blijkt uit een schriftelijke reactie van de Zweedse autoriteiten dat de voltooiing van een Base Training verplicht is bij afgifte van de typebevoegdverklaring.
De rechtbank heeft tot slot overwogen dat de minister heeft toegelicht dat het niet mogelijk is om de losse onderdelen van de opleiding die [appellant] heeft afgerond in zijn brevet op te nemen omdat dit geen toegevoegde waarde heeft.
3. [appellant] is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
Wat heeft [appellant] in hoger beroep aangevoerd?
4. [appellant] heeft aangevoerd dat er geen dwingendrechtelijke bepaling is waarin staat dat een Base Training moet worden afgelegd voordat de typebevoegdverklaring kan worden bijgeschreven. [appellant] wijst erop dat zijn voormalige collega [naam], die de Spaanse nationaliteit heeft en met wie hij de opleiding heeft gevolgd, van de Zweedse autoriteiten wel een typebevoegdverklaring heeft gekregen voordat hij de Base Training heeft behaald.
Oordeel
4.1. Het Europees Parlement en de Raad hebben op 4 juli 2018 Verordening (EU) 2018/1139 vastgesteld. In deze verordening zijn gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart neergelegd. In artikel 23 is bepaald dat de Commissie uitvoeringshandelingen vaststelt waarin nadere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot verschillende categorieën bewijzen van bevoegdheid als piloot, en de regels en procedures voor het afgeven van bevoegdheidsbewijzen.
Deze uitvoeringshandelingen zijn opgenomen in Verordening (EU) 1178/2011. In bijlage I, Deel FCL (Flight Crew Licensing), subdeel H, zijn de eisen voor klasse- en typebevoegdverklaringen opgenomen. Daarin is bepaald dat een kandidaat voor een typebevoegdverklaring een opleidingscursus moet volgen aan een ATO (Approved Training Organisation). In Aanhangsel 9 bij deze verordening zijn regels opgenomen over opleiding, vaardigheidstest en bekwaamheidsproef voor onder meer typebevoegdverklaringen. Uit het bepaalde onder 17, onderdeel A, van dit aanhangsel volgt dat een certificaat van voltooiing van de opleiding voor de typebevoegdverklaring, inclusief de vliegopleiding in het luchtvaartuig (dat wil zeggen: de Base Training), moet worden doorgestuurd naar de bevoegde autoriteit voordat de nieuwe typebevoegdverklaring wordt bijgeschreven op het bewijs van bevoegdheid van de aanvrager.
4.2. Ter zitting heeft [appellant] erkend dat uit de hiervoor vermelde wettelijke bepalingen volgt dat dwingend is bepaald dat een Base Training moet worden gedaan voordat de typebevoegdverklaring kan worden bijgeschreven. Maar volgens [appellant] neemt dat niet weg dat het in de praktijk anders gaat. [appellant] heeft ter onderbouwing van zijn betoog dat zijn voormalige collega van de Zweedse autoriteiten een typebevoegdverklaring heeft gekregen voordat hij de Base Training heeft gedaan, een schriftelijke verklaring van hem van 19 januari 2021 overgelegd. De Afdeling constateert dat in deze verklaring niet staat wanneer zijn collega de Base Training heeft gedaan en ook niet wanneer hij zijn typebevoegdverklaring heeft gekregen.
Verder heeft [appellant] ter onderbouwing van zijn betoog een kopie van de ‘Flight Crew Licence’ van zijn voormalige collega overgelegd. Daarin staat dat de verleende typebevoegdverklaring geldig is tot 30 april 2020. De Afdeling is met de minister van oordeel dat uit de vermelde geldigheidsduur niet kan worden afgeleid dat de typebevoegdverklaring is bijgeschreven voordat de Base Training is gedaan. De Zweedse autoriteiten hebben bij mailberichten van 17 maart 2021 en 25 oktober 2024 aan de minister laten weten dat de voormalige collega van [appellant] de Skill Test op 9 april 2019 heeft gedaan, de Base Training op 27 mei 2019 heeft voltooid, en dat de typebevoegdverklaring is bijgeschreven op 30 juli 2019, waarbij de aanvang van de geldigheidsduur gebaseerd is op de datum van de Skill Test.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn voormalige collega een typebevoegdverklaring van de Zweedse autoriteiten heeft gekregen voordat hij de Base Training heeft gedaan. Uit het voorgaande volgt ook dat, anders dan [appellant] nog heeft aangevoerd, niet is gebleken dat de Zweedse autoriteiten een typebevoegdverklaring hebben afgegeven met een geldigheidsduur die korter is dan de standaardperiode van één jaar, zoals bepaald in FLC.740, subdeel H van bijlage I van Verordening (EU) 1178/2011.
4.3. Het betoog slaagt niet.
Kunnen losse onderdelen van de opleiding geregistreerd worden?
5. Tot slot betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het niet mogelijk is om de losse onderdelen van de opleiding, namelijk Instrumentvliegen (IR) en Prestatiegebaseerde Navigatie (PBN), die hij heeft afgerond op zijn vliegbrevet te registreren. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft deze registratie volgens [appellant] wel toegevoegde waarde. Als hij zich met een gedeeltelijke registratie tot een potentiële werkgever zou wensen, dan zouden zijn kansen daardoor aanzienlijk toenemen. Hij kan dan namelijk aantonen dat hij het grootste gedeelte van de opleiding heeft afgerond.
Oordeel
5.1. De Afdeling is van oordeel dat dit betoog niet kan slagen. [appellant] heeft de minister verzocht om een besluit te nemen, als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op zijn verzoek om een typebevoegdverklaring voor de Embraer. De minister heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat [appellant] niet in aanmerking komt voor de gevraagde typebevoegdverklaring. De minister heeft verder opgemerkt dat [appellant] ook door middel van documentatie van de ATO waar de opleiding heeft plaatsgevonden, kan aantonen dat hij bepaalde onderdelen van de opleiding heeft behaald.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. H. Benek en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Larsson-van Reijsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
978
BIJLAGE I
Wettelijk kader
Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018
Artikel 20
Essentiële eisen
Piloten en cabinepersoneel die betrokken zijn bij vluchtuitvoeringen met de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde luchtvaartuigen, niet zijnde onbemande luchtvaartuigen, alsmede vluchtnabootsingsinstrumenten, personen en organisaties die betrokken zijn bij de opleiding, toetsing, controle en medische keuring van die piloten en dat cabinepersoneel, moeten voldoen aan de essentiële eisen in bijlage IV.
Artikel 21
Toepassingsgebied
1. Piloten moeten een bewijs van bevoegdheid als piloot en een passend medisch certificaat voor piloten voor de te verrichten vluchtuitvoering hebben, behalve in situaties waarin, ten gevolge van de vaststelling van de in artikel 23, lid 1, onder c), i), bedoelde uitvoeringshandelingen, en gelet op de doelstellingen en de beginselen bedoeld in de artikelen 1 en 4, en in het bijzonder op de aard en het risico van de betreffende activiteit, zulke bewijzen van bevoegdheid als piloot of medische certificaten niet verplicht worden gesteld.
2. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde bewijs van bevoegdheid als piloot wordt afgegeven op aanvraag, wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat hij voldoet aan de in artikel 23 bedoelde uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld om te waarborgen dat de in artikel 20 bedoelde essentiële eisen worden nageleefd.
[…]
4. In het bewijs van bevoegdheid als piloot en het medisch certificaat, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt vermeld welke rechten aan de piloot worden verleend.
[…].
Artikel 23
Uitvoeringshandelingen ten aanzien van piloten en cabinepersoneel
1. Met het oog op het waarborgen van de eenvormige uitvoering en naleving van de in artikel 20 bedoelde essentiële eisen stelt de Commissie met betrekking tot piloten die betrokken zijn bij de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde vluchtuitvoering met luchtvaartuigen, niet zijnde onbemande luchtvaartuigen, op basis van de in artikel 4 beschreven beginselen en met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, uitvoeringshandelingen vast waarin nadere bepalingen worden vastgelegd met betrekking tot:
a) de verschillende categorieën bewijzen van bevoegdheid als piloot en medische certificaten voor piloten als bedoeld in artikel 21, alsmede de verschillende bevoegdverklaringen voor die bewijzen van bevoegdheid als piloot, passend bij de verschillende soorten werkzaamheden die worden verricht;
[…]
c) de regels en procedures voor het afgeven, handhaven, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van bevoegdheidsbewijzen voor piloten, bevoegdverklaringen en medische certificaten van piloten met inbegrip van: […].
Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad.
SUBDEEL H
KLASSE- EN TYPEBEVOEGDVERKLARINGEN
FCL.725 Eisen voor de afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen
a) Opleidingscursus. Een kandidaat voor een klasse- of typebevoegdverklaring moet een opleidingscursus volgen aan een ATO. […] De opleidingscursus voor een typebevoegdverklaring moet de verplichte opleidingselementen bevatten voor het relevante type zoals gedefinieerd in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn bepaald in overeenstemming met bijlage I (Deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.
[…]
FCL.740 Geldigheid en hernieuwde afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen
a) De geldigheidsperiode voor klasse- en typebevoegdverklaringen bedraagt één jaar, behalve voor klassebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige luchtvaartuigen, waarvoor de geldigheidsperiode 2 jaar bedraagt, tenzij anders bepaald in de OSD. Als de piloten ervoor kiezen vroeger dan bepaald in FCL.740A, FCL.740H, FCL740.PL en FCL.740 te voldoen aan de eis tot verlenging, begint de nieuwe geldigheidsperiode vanaf de datum van de bekwaamheidsproef.
[…].
Aanhangsel 9
Opleiding, vaardigheidstest en bekwaamheidsproef voor MPL, ATPL, type- en klassebevoegdverklaringen en bekwaamheidsproef voor IR’s.
[…]
SPECIFIEKE EISEN VOOR DE VAARDIGHEIDSTEST/BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR TYPEBEVOEGDVERKLARINGEN VOOR MEERPILOOT-GECERTIFICEERDE LUCHTVAARTUIGEN, VOOR TYPEBEVOEGDVERKLARINGEN VOOR ÉÉNPILOOT-GECERTIFICEERDE VLEUGELVLIEGTUIGEN, INDIEN BEDIEND IN MEERPILOOTOPERATIES, VOOR MPL EN ATPL
[…]
17. […]
Er wordt een certificaat van voltooiing van de cursus typebevoegdverklaring met inbegrip van de vliegopleiding in het luchtvaartuig doorgestuurd naar de bevoegde autoriteit vóór de nieuwe typebevoegdverklaring wordt genoteerd op het bevoegdheidsbewijs van de kandidaten.