ECLI:NL:RVS:2025:710
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. De minister had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 november 2024 het beroep van twee vreemdelingen niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. L.M. Straver, hadden bezwaar gemaakt tegen de mededeling van de minister dat de overdracht naar Kroatië niet voor 27 augustus 2024 kon plaatsvinden, vanwege opschortende werking volgens artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening.
De voorzieningenrechter overwoog dat de minister in beginsel geen belang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat de rechtbank het beroep van de vreemdelingen niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had in haar uitspraak een overweging ten overvloede gegeven, waartegen de minister grieven had ingediend. De voorzieningenrechter concludeerde dat de rechtsvraag die de minister had opgeworpen, niet van belang was voor de rechtseenheid of rechtsbescherming, aangezien deze al was beantwoord in een eerdere uitspraak van de Afdeling.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van de minister niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.