ECLI:NL:RVS:2025:644

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
202303348/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Deel-zuid Gemert' en de cultuurhistorische waarden

Op 19 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Heemkundekring De Kommanderij Gemert en de raad van de gemeente Gemert-Bakel. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Deel-zuid Gemert', dat op 2 maart 2023 door de raad is vastgesteld. Dit plan maakt de bouw van elf woningen op voormalige agrarische gronden mogelijk, verdeeld over een oostelijk en westelijk bestemmingsvlak. De Kommanderij, die zich inzet voor het behoud van cultuurhistorische en natuurhistorische waarden, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest dat het plan deze waarden zal aantasten.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 januari 2025, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Kommanderij betoogde dat de raad de cultuurhistorische waarden onvoldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De raad daarentegen stelde dat de cultuurhistorische waarden wel degelijk in de afweging zijn betrokken en dat de noodzaak voor woningbouw in de regio zwaarder weegt.

De Afdeling oordeelde dat de raad zich zorgvuldig heeft opgesteld en voldoende gemotiveerd heeft waarom het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De deskundigenrapporten die zijn ingediend, ondersteunen de conclusie dat er vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen bezwaren zijn tegen het plan. De Afdeling verklaarde het beroep van De Kommanderij ongegrond en stelde dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202303348/1/R2.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Heemkundekring De Kommanderij Gemert, gevestigd in Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
appellante,
en
de raad van de gemeente Gemert-Bakel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Deel-zuid Gemert" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft De Kommanderij beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Kommanderij heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 januari 2025, waar De Kommanderij, vertegenwoordigd door drs. L.G. Holleman en drs. H.G.A. Slits, en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. F.T.H. Branten, zijn verschenen. Verder is op de zitting Keizersberg Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door ir. P.T. Pop, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 19 oktober 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan maakt de bouw van elf woningen op voormalige agrarische gronden mogelijk. Het plangebied ligt in het noorden van Gemert en bestaat uit twee delen, een oostelijk bestemmingsvlak en een westelijk bestemmingsvlak. Het plan maakt acht woningen op het oostelijk bestemmingsvlak en drie woningen op het westelijk bestemmingsvlak mogelijk. De tussengelegen percelen blijven agrarische gronden.
2.1.    Het doel van De Kommanderij is onder meer het behoud van cultuurhistorische en natuurhistorische waarden en van monumenten en archeologische monumenten in de breedst mogelijke zin. Zij vreest dat het plan ervoor zorgt dat cultuurhistorische en natuurhistorische waarden verloren gaan.
2.2.    In deze uitspraak gaat de Afdeling in op het betoog van De Kommanderij dat de raad de cultuurhistorische waarden niet voldoende bij zijn afweging heeft betrokken.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Cultuurhistorische waarden
4.       De Kommanderij betoogt dat het bestemmingsplan in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, omdat de raad de cultuurhistorische waarden van het gebied niet voldoende bij zijn afweging heeft betrokken. Daarover voert De Kommanderij aan dat het plangebied onder de vorige bestemmingsplannen, voor het oostelijk bestemmingsvlak "Woongebied Gemert 2011" en voor het westelijk bestemmingsvlak "Stedelijke gebieden, april 2013", de waarde "oude akker" had en dat de raad in het licht van tegenstrijdige deskundigenrapporten niet goed heeft gemotiveerd waarom hij de daarbij van toepassing verklaarde bouwregels niet meer toepast. Verder voert De Kommanderij aan dat de gemeente in het verleden de cultuurhistorische waarde heeft onderkend en dat een toenmalige wethouder in een gesprek met een delegatie van De Kommanderij heeft verzekerd dat de gemeente in het plangebied geen bebouwing zou toestaan. Ten slotte voert De Kommanderij aan dat een buffer had moeten worden geplaatst tussen woningbouw en een oude akker om de cultuurhistorische waarden goed te bewaren.
4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel is vastgesteld, omdat de raad de cultuurhistorische waarden van het gebied voldoende in zijn afweging heeft betrokken. Daarover voert het aan dat het aspect woningbouw door de grote vraag in de regio een zwaarder gewicht heeft gekregen en dat de raad gelet op de beleidsruimte heeft mogen besluiten tot het vaststellen van het bestemmingsplan. Verder voert de raad aan dat het bij de vaststelling van het plan wel tot een eenduidige conclusie is gekomen, omdat het aspect cultuurhistorie in de plantoelichting nader is toegelicht en de rapporten van RAAP en BAAC daarbij in de afweging zijn betrokken. Volgens de raad heeft een toenmalige wethouder in een gesprek met De Kommanderij in 2017 de toen geldende gemeentelijke visie uitgedragen, maar heeft de raad inmiddels een andere visie voor het plangebied en de omgeving. Ten slotte voert de raad aan dat er een bufferzone aanwezig is tussen de bestaande wijken en het plangebied de Deel.
4.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich zorgvuldig en goed gemotiveerd op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft de cultuurhistorische waarden van het gebied namelijk voldoende bij zijn afweging betrokken. De raad heeft zich daarbij gebaseerd op twee verschillende deskundigenrapporten over de cultuurhistorische waarden van het gebied. Deze deskundigenrapporten zijn, anders dan De Kommanderij stelt, niet tegenstrijdig aan elkaar en De Kommanderij heeft daar geen eigen deskundigenrapport tegenovergesteld. De raad heeft daarnaast toegelicht dat het aan het belang van meer woningbouw door de grote vraag in de regio een zwaarder gewicht toekent. De raad heeft dat mogen doen, omdat voor zowel het oostelijk bestemmingsvlak als het westelijk bestemmingsvlak uit de deskundigenrapporten blijkt dat vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen het plan. Verder heeft de raad rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied door er een bufferzone in op te nemen. In het plan is namelijk zowel de bestemming "Groen" als de bestemming "Water" opgenomen. De Kommanderij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bufferzone te klein is om tot een goede ruimtelijke ordening te komen.
4.3.    Ten slotte kan aan het gestelde gesprek met een toenmalige wethouder in 2017 niet de waarde worden gehecht die De Kommanderij daaraan gehecht zou willen zien. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat hij inmiddels een andere visie heeft voor het plangebied en de omgeving ervan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het belang van meer woningbouw, ook op plekken die eerder als niet of minder geschikt zijn aangemerkt, sinds 2017 steeds prominenter op de agenda van de gemeente staat.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
638-1150