ECLI:NL:RVS:2025:6363

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202303849/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ede en recht van overpad

Op 24 december 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Partiële herziening 2022 2e ronde Agrarisch Buitengebied Ede 2012 en Natuurgebied Veluwe gemeente Ede 2013". De raad van de gemeente Ede had op 11 mei 2023 dit bestemmingsplan vastgesteld. [appellant], die woont aan [locatie 1] en initiatiefnemer van het plan is, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Hij is van mening dat het bestemmingsplan hem belemmerd in zijn recht van overpad dat gevestigd is op het buurperceel [locatie 2]. Daarnaast is hij het niet eens met de weigering van een vergunning voor een uitweg aan de noordzijde van zijn perceel.

De Afdeling heeft de zaak op 3 december 2025 ter zitting behandeld, waarbij [appellant A] en [appellant B] bijgestaan werden door mr. Tj.P. Grünbauer, advocaat in Ede, en de raad vertegenwoordigd werd door mr. R. Wassenaar. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige belangen heeft afgewogen en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat het bestemmingsplan niet had kunnen worden vastgesteld. De toegankelijkheid van het pad aan de noordzijde van het perceel is een privaatrechtelijke kwestie tussen buren en kan niet in deze procedure worden behandeld.

De conclusie van de Afdeling is dat het beroep ongegrond is verklaard en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2025.

Uitspraak

202303849/1/R1.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]), wonend in Ede,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening 2022 2e ronde Agrarisch Buitengebied Ede 2012 en Natuurgebied Veluwe gemeente Ede 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2025, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. Tj.P. Grünbauer, advocaat in Ede, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Wassenaar, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 29 december 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       [appellant] woont aan de [locatie 1] en is initiatiefnemer van het plan. Het bestemmingsplan maakt een aanpassing van de vorm van het bestemmingsvlak "Wonen" op het perceel mogelijk. Door de vormaanpassing ontstaat ruimte om de woning te verplaatsen, en verschillende bijgebouwen binnen het bestemmingsvlak te plaatsen. De totale omvang van het vlak blijft gelijk en de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden wijzigen niet.
[appellant] kan zich niet verenigen met het plan omdat hij door zijn buren belemmerd wordt in zijn recht van overpad gevestigd op het buurperceel [locatie 2] ten zuiden van zijn perceel. Ook is [appellant] het niet eens met het plan omdat een vergunning voor een uitweg aan de noordzijde van zijn perceel ten onrechte geweigerd is.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ontsluiting
4.       [appellant] betoogt dat de uitweg ten zuiden van zijn perceel niet bruikbaar is en dat de vergunning voor de uitweg aan de noordzijde van zijn perceel ten onrechte geweigerd is.
4.1.    In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet had kunnen vaststellen. Over de stelling van [appellant] dat hij geen gebruik meer kan maken van het recht van overpad aan de noordzijde van het perceel, overweegt de Afdeling dat de toegankelijkheid van dit pad  een privaatrechtelijke kwestie is tussen buren onderling. Bovendien is de manier waarop het perceel wordt ontsloten een uitvoeringsaspect. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De procedure waarin dit wel aan de orde kan komen, is de procedure over de geweigerde omgevingsvergunning voor een uitweg.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
703-1168