202504159/1/R4.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Leeuwarden,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2025 heeft het college zijn beslissing om op 27 februari 2025 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening van de gemeente Leeuwarden aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 148,90, voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit van 17 juli 2025 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 13 november 2025, waar het college, vertegenwoordigd door L. Akdogan, is verschenen.
Overwegingen
1. Het besluit van 5 maart 2025 is op dezelfde datum bekendgemaakt. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is daarmee op 6 maart 2025 begonnen en op 16 april 2025 beëindigd. Het bezwaarschrift van [appellante] is gedateerd op 15 mei 2025 en diezelfde dag ontvangen door het college. Dit is buiten de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voorgeschreven termijn van zes weken. Het college heeft het bezwaar van [appellante] daarom niet-ontvankelijk verklaard.
2. [appellante] betoogt dat het college haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voert aan dat zij haar bezwaarschrift weliswaar na het eindigen van de bezwaartermijn heeft ingediend, maar dat deze overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is op grond van artikel 6:11 van de Awb. Zij stelt dat zij van 14 maart 2025 tot en met 13 mei 2025 in Italië verbleef voor een geplande medische controle. Daardoor heeft zij pas op 14 mei 2025 van het besluit van het college kennisgenomen en had zij niet eerder een bezwaarschrift kunnen indienen.
2.1. Een termijnoverschrijding is verschoonbaar als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit staat in artikel 6:11 van de Awb. Ten eerste is daarvoor vereist dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend. Ten tweede is vereist dat het bezwaarschrift of beroepschrift zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
2.2. [appellante] heeft geen redenen gegeven waarom zij na 6 maart 2025 en voordat zij naar Italië vertrok op 14 maart 2025 niet in de gelegenheid was bezwaar te maken tegen het besluit van 5 maart 2025. Alleen al hierom kan de termijnoverschrijding aan [appellante] worden toegerekend, zodat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het college heeft het bezwaar van [appellante] in zijn besluit van 17 juli 2025 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog slaagt niet
3. Het beroep is ongegrond.
4. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.O. van Veldhuizen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmidt, griffier.
w.g. Van Veldhuizen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schmidt
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
1133