ECLI:NL:RVS:2025:6347

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202505554/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Negatief bindend studieadvies aan student Mondzorgkunde van Hogeschool Inholland

In deze zaak gaat het om een negatief bindend studieadvies (NBSA) dat is gegeven aan een student van de opleiding Mondzorgkunde aan de Hogeschool Inholland. De directeur van het domein Gezondheid, Sport en Welzijn heeft op 17 juli 2025 besloten om het NBSA uit te brengen, omdat de student, die kampt met stemmingsstoornissen en concentratieproblemen, niet in staat was om het vereiste aantal studiepunten te behalen. Ondanks eerdere uitstel van het bindend studieadvies, heeft de student slechts 49 van de benodigde 60 studiepunten behaald. De directeur heeft advies ingewonnen bij de studentendecaan, die in twee adviezen concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van de student niet voldoende waren om het niet behalen van de BSA-norm te rechtvaardigen.

Na het uitbrengen van het NBSA heeft de student administratief beroep aangetekend bij het college van beroep voor de examens (CBE), dat de beslissing van de directeur op 4 september 2025 ongegrond verklaarde. De student heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 27 november 2025 is de zaak behandeld, waarbij de student werd vertegenwoordigd door zijn advocaat en het CBE door twee vertegenwoordigers. De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de directeur de persoonlijke omstandigheden van de student wel degelijk heeft meegewogen in zijn beslissing, en dat het CBE terecht heeft geoordeeld dat de directeur het herziene advies van de studentendecaan aan zijn beslissing ten grondslag heeft mogen leggen. De Raad van State heeft uiteindelijk het beroep van de student ongegrond verklaard, waarbij het CBE geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202505554/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van Hogeschool Inholland (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 17 juli 2025 heeft de directeur van het domein Gezondheid, Sport en Welzijn (hierna: de directeur) [appellant] een negatief bindend studieadvies gegeven (hierna: NBSA).
Bij beslissing van 4 september 2025 heeft het CBE het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 november 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Paijmans, advocaat in Utrecht, en het CBE, vertegenwoordigd door R.I. Eenkhoorn en H.R. Rijssen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
2.       [appellant] volgt vanaf het studiejaar 2022/2023 de opleiding Mondzorgkunde van de Hogeschool Inholland (hierna: de opleiding). [appellant] heeft stemmingsstoornissen waardoor hij last heeft van concentratieproblemen. In zowel het studiejaar 2022/2023 als 2023/2024 is het bindend studieadvies (hierna: BSA) op grond van deze persoonlijke omstandigheden uitgesteld. Bij het laatste uitstel is hem te kennen gegeven dat hij uiterlijk op 31 juli 2025 het gehele propedeutische programma van 60 studiepunten behaald moet hebben. Met het behalen van 49 studiepunten heeft [appellant] niet voldaan aan de uitgestelde norm.
3.       De directeur heeft voor het nemen van de beslissing van 17 juli 2025 advies gevraagd aan de studentendecaan over de persoonlijke omstandigheden van [appellant] in relatie tot het niet behalen van de uitgestelde BSA-norm. De studentendecaan heeft twee adviezen uitgebracht. In het eerste advies van 10 juli 2025 (hierna: het eerste advies) staat: "De gemelde omstandigheden hebben naar het oordeel van de studentendecaan geleid tot het niet behalen van de BSA norm. "In het tweede advies van 11 juli 2025 (hierna: het herziene advies) staat: "De gemelde omstandigheden hebben naar het oordeel van de studentendecaan bijgedragen aan de ontstane studievertraging. De aangeboden ondersteuning heeft niet geleid tot het behalen van de BSA norm."
4.       De directeur heeft het herziene advies aan de beslissing van 17 juli 2025 ten grondslag gelegd en mede op grond daarvan geconcludeerd dat de door [appellant] gemelde persoonlijke omstandigheden onvoldoende doorslaggevend zijn voor het niet succesvol afronden van het eerstejaarsprogramma. Op basis van de studievoortgang, het professioneel gedrag en de beperkte begeleidbaarheid van [appellant] heeft de directeur geconcludeerd dat [appellant] op dit moment niet studiegeschikt wordt geacht voor de opleiding.
5.       Het CBE heeft de studentendecaan verzocht om toe te lichten wat de inhoudelijke overweging is geweest voor het herziene advies waarin geen causaal verband wordt aangenomen tussen de persoonlijke omstandigheden van [appellant] en het niet behalen van de BSA-norm in dit studiejaar. De studentendecaan heeft een toelichting gegeven en [appellant] heeft hierop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, gereageerd.
Beslissing van het CBE
6.       Het CBE heeft in de beslissing van 4 september 2025 betrokken dat de decaan in reactie op het verzoek om een toelichting op het herziene advies heeft laten weten dat hij na collegiaal overleg met andere decanen tot het inzicht is gekomen dat hij het eerste advies te stellig heeft verwoord en dat een zekere mate van nuancering gepast is. Daarbij heeft de decaan uitgelegd dat hij van mening is dat het causaal verband tussen de persoonlijke omstandigheden en het niet behalen van de specifieke vakken na zoveel toetskansen niet meer te leggen is. Het CBE heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet onzorgvuldig is dat een studentendecaan in zaken zoals deze in overleg treedt met zijn collega's en naar aanleiding daarvan zijn advies nuanceert als daarvoor aanleiding bestaat. Verder heeft het CBE de inhoudelijke reden die de decaan heeft aangedragen voor het herziene advies - te weten: na zoveel toetskansen kan het causaal verband niet meer worden aangenomen - plausibel geacht. Gelet hierop heeft het CBE zich op het standpunt gesteld dat de directeur het herziene advies aan zijn beslissing ten grondslag heeft mogen leggen. Uit het herziene advies volgt volgens het CBE dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] weliswaar hebben bijgedragen aan het niet behalen van de BSA-norm in dit studiejaar, maar dat het niet behalen van de BSA-norm niet volledig door die omstandigheden is veroorzaakt. Gelet hierop en nu [appellant] ondanks de hem geboden begeleiding en ondersteuning, na drie jaar studeren en zes toetskansen per vak nog steeds drie propedeusevakken (ter hoogte van 11 studiepunten, zijnde bijna 20% van de BSA-norm), waarvan in ieder geval twee kernvakken binnen de propedeutische fase, niet heeft gehaald, heeft het CBE het standpunt ingenomen dat de directeur heeft mogen besluiten [appellant] een NBSA te geven. Hierbij heeft de directeur volgens het CBE ook mogen betrekken dat er vanuit de opleiding meerdere signalen zijn ontvangen die erop wijzen dat [appellant] zich onvoldoende begeleidbaar heeft opgesteld.
Beoordeling van het beroep
7.       [appellant] voert aan dat het CBE niet heeft onderkend dat de beslissing van de directeur onzorgvuldig is, omdat hij pas tijdens het schikkingsgesprek van 22 augustus 2025 heeft gehoord over het herziene advies.
7.1.    Het CBE stelt in het verweer dat het herziene advies in het hoorgesprek van 14 juli 2025 ter sprake is gekomen en [appellant] hier ook van op de hoogte had kunnen zijn via het cijferregistratiesysteem. De Afdeling overweegt dat in het overzicht op pagina’s 1 en 2 van het verslag van het hoorgesprek weliswaar de inhoud van het herziene advies is weergegeven, maar dat uit het verslag van het gehouden gesprek op pagina 2 niet volgt dat is besproken dat het eerste advies is herzien. Verder heeft [appellant] terecht gewezen op de e-mail van de decaan van 26 augustus 2025 aan zijn gemachtigde. Daarin geeft de studentendecaan aan dat hij het herziene advies op 11 juli 2025 heeft ingevoerd in het registratiesysteem, maar dat het niet bij [appellant] terecht is gekomen, omdat het systeem blijkbaar alleen een eerste advies naar de student verstuurt. De decaan geeft aan dat hij het per mail aan [appellant] had moeten sturen en maakt excuses dat hij dat niet heeft gedaan. De Afdeling acht het aannemelijk dat de beslissing van 17 juli 2025 is genomen terwijl [appellant] niet wist dat het herziene advies hieraan ten grondslag lag. Het CBE mocht daar naar het oordeel van de Afdeling echter aan voorbijgaan, omdat het CBE [appellant] in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de toelichting die de decaan op verzoek van het CBE heeft gegeven op het herziene advies. [appellant] heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
8.       [appellant] betoogt verder dat het CBE niet heeft onderkend dat de directeur in strijd met artikel 7.8b, derde lid, van de Wet op het hoger en wetenschappelijk onderwijs (hierna: de WHW) en de artikelen 82 en 87 van de B Mondzorgkunde Onderwijs- en Examenregeling 2024-2025 (hierna: de OER), in plaats van een eigen beoordeling te maken, voor het causaal verband tussen zijn persoonlijke omstandigheden en zijn geschiktheid voor de opleiding is uitgegaan van het herziene advies. Ook is [appellant] het niet eens met het standpunt van het CBE dat de directeur heeft mogen betrekken dat er vanuit de opleiding meerdere signalen zijn ontvangen die erop wijzen dat hij zich onvoldoende begeleidbaar heeft opgesteld.
8.1.    De Afdeling stelt vast dat de directeur overeenkomstig artikel 82 van de OER vóór het uitbrengen van het NBSA advies heeft gevraagd aan de decaan. In artikel 87 van de OER wordt de directeur niet genoemd. Verder heeft het CBE betrokken dat de directeur in de beslissing van 17 juli 2025, overeenkomstig artikel 7.8b, derde lid, van de WHW, anders dan [appellant] stelt, wél de persoonlijke omstandigheden heeft meegewogen en dat de directeur met inachtneming daarvan tot de conclusie is gekomen dat er te weinig perspectief is dat [appellant] de opleiding zal afronden, omdat hij niet studiegeschikt is voor de opleiding. Het CBE heeft er terecht op gewezen dat de directeur, mede gelet op de uitgestelde BSA-norm, heeft betrokken dat [appellant] inmiddels drie jaar bezig is met het eerste studiejaar, maar ondanks geboden begeleiding en ondersteuning onvoldoende studievoortgang heeft geboekt. De Afdeling overweegt over de begeleiding dat op zitting is gebleken dat [appellant] weliswaar professionele begeleiding heeft gezocht buiten de opleiding, maar dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de geboden studiebegeleiding vanuit de opleiding zelf om zijn studievoortgang te verbeteren. Het CBE heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat, nu [appellant] ondanks de hem geboden begeleiding en ondersteuning, na drie jaar studeren en zes toetskansen per vak nog steeds drie propedeusevakken (ter hoogte van 11 studiepunten, zijnde bijna 20% van de BSA-norm), niet heeft gehaald, waarvan in ieder geval twee kernvakken binnen de propedeutische fase, de directeur heeft mogen besluiten [appellant] een NBSA te geven.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
154-1112
BIJLAGE
Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.8b. Studieadvies propedeutische fase
[…]
3. Aan een advies als bedoeld in het eerste of tweede lid kan het instellingsbestuur ten aanzien van opleidingen die daartoe door het instellingsbestuur zijn aangewezen, binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak, doch niet eerder dan tegen het einde van het eerste jaar van inschrijving, een afwijzing verbinden. Deze afwijzing kan slechts worden gegeven, indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het instellingsbestuur kan aan de afwijzing een termijn verbinden. Het instellingsbestuur kan de afwijzing uitstrekken tot opleidingen die met de desbetreffende opleiding het propedeutisch examen gemeen hebben. Het instellingsbestuur kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken, indien het in de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding zorgt voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd.
[…]
B Mondzorgkunde Onderwijs- en Examenregeling 2024-2025
Artikel 82. Persoonlijke omstandigheden
Het kan zijn dat de student studievertraging heeft door persoonlijke omstandigheden. Wat die zijn staat in artikel 85. De domeindirecteur betrekt eventuele persoonlijke omstandigheden bij zijn beslissing over het uitbrengen van het bindend studieadvies. Dat kan alleen als het hem bekend is dat er persoonlijke omstandigheden zijn. Daarom is het noodzakelijk dat de student persoonlijke omstandigheden bij de studentendecaan meldt. De domeindirecteur vraagt in alle gevallen het studentendecanaat advies alvorens over te gaan tot het uitbrengen van een bindend studieadvies. De studentendecaan adviseert schriftelijk. In het advies bespreekt de studentendecaan:
-         of student persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 85. Definitie persoonlijke omstandigheden, heeft gemeld;
-         zo ja, of student de persoonlijke omstandigheden heeft aangetoond;
-         of er, volgens de studentendecaan, een relatie bestaat tussen de persoonlijke omstandigheden en de studievertraging van student;
-         indien mogelijk, voor hoeveel credits student studievertraging heeft opgelopen door de persoonlijke omstandigheden en/of op welke periodes of vakken het betrekking heeft.
De studentendecaan verstuurt het advies naar de domeindirecteur en naar de student. De domeindirecteur raadpleegt ook de studiebegeleider over de studievoortgang en de relatie met de persoonlijke omstandigheden.
Artikel 87. Procedure vaststelling bijzondere en persoonlijke omstandigheden
a. Zo snel mogelijk melden bij de studentendecaan
Geldt voor de student een omstandigheid die in artikel 85. Definitie persoonlijke omstandigheden of 86. Andere bijzondere omstandigheden staat? En kan die leiden tot studievertraging? Dan Iaat de student dat zo snel mogelijk aan een studentendecaan weten. Daarbij vertelt de student:
-         voor welke periode de omstandigheid geldt of gold;
-         wat de omstandigheid is en hoe ernstig die is; de student laat bewijzen zien;
-         in hoeverre aan het onderwijs of toetsen niet meegedaan kan of kon worden.
Alle contacten met studenten worden genoteerd in het registratiesysteem van de studentendecaan. De student kan op verzoek een kopie ontvangen van wat over deze contacten in het systeem staat genoteerd.
b. Opstellen 'verklaring studentendecaan'
De studentendecaan maakt een 'Verklaring studentendecaan' als:
-         de student heeft bewezen dat de persoonlijke of bijzondere omstandigheid van toepassing zijn;
-         en de studentendecaan heeft bepaald dat de student studievertraging heeft door die omstandigheid, of naar verwachting zal hebben.
In deze verklaring staan de datum van het eerste gesprek over de omstandigheid en de punten die bij a worden genoemd. Daarnaast kan de studentendecaan opmerkingen, adviezen en afspraken opnemen voor de student zelf of voor bespreking met de
studiebegeleider. Sommige omstandigheden zijn vertrouwelijk. Daarom spreekt de studentendecaan met de student af wat daarover in de verklaring
komt.
c. Bespreking met studiebegeleider en aanpassing studieplan
De student laat de Verklaring studentendecaan aan de eigen studiebegeleider zien. De student bespreekt met de studiebegeleider de studievertraging en het advies als dat door de studentendecaan is verstrekt. De student past daarna het eigen studieplan aan. De bespreking en aanpassing van het studieplan gebeuren zo snel mogelijk na het gesprek met de studentendecaan.
[…]