202305692/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Moerdijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Moerdijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat Moerdijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 oktober 2025, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot dat plan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 februari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt de bouw van acht grondgebonden rijwoningen mogelijk op voormalige agrarische- en bedrijfsgronden aan de Julianastraat in Moerdijk. [appellant] en anderen wonen allen direct tegenover het plangebied. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen omdat zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat wordt aangetast door het plan.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Bouwhoogte
4. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de maximale bouwhoogte van de nieuw te bouwen woningen, in combinatie met de aaneengesloten bebouwing, niet passend is binnen de omgeving.
4.1. De raad heeft de maximale bouwhoogte van 11 meter aanvaardbaar mogen achten. Zo heeft de raad namelijk toegelicht dat een dergelijke maximale bouwhoogte gebruikelijk is en dat aansluiting is gezocht bij het voorheen geldende bestemmingsplan "Kern Moerdijk". Op grond van dit plan rustte op de betreffende gronden namelijk een bedrijfsbestemming, waarbij bebouwing van 10 meter hoog mogelijk was. Daarnaast mag in de directe omgeving van het plangebied ingevolge het daar geldende planologisch regiem tot 11 meter hoog worden gebouwd en zijn de omliggende woningen in de Julianastraat en De Onrust hoofdzakelijk aaneengesloten woningen. Gelet op het voorgaande mocht de raad zich dan ook op het standpunt stellen dat een maximale bouwhoogte van 11 meter vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend is in de omgeving.
Het betoog slaagt niet.
Geluidsoverlast
5. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat dit zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zij voeren daarover aan dat de nieuwe woningen zullen zorgen voor geluidsoverlast tijdens zowel de bouw als na de bewoning. Zij wonen namelijk allen in houten woningen waardoor zij aanzienlijk meer geluidsoverlast ervaren. Op de zitting heeft [appellant] verder toegelicht dat de te bouwen woningen een groot massief blok zullen vormen en daardoor veel geluid richting hun woningen zal weerkaatsen.
5.1. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen door de bouwwerkzaamheden en bewoning niet onaanvaardbaar wordt aangetast. De raad wijst er terecht op dat het gebruikelijk is dat bij het wonen in een woonomgeving geluid wordt gehoord dat afkomstig is van omwonenden. [appellant] en anderen hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat dat geluid tot een onaanvaardbaar te achten woon- en leefklimaat zal leiden ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen omdat die woningen voornamelijk uit hout zijn opgetrokken. Daarbij komt ook dat de tuinen van de voorziene woningen, waarvandaan bedoeld geluid in het bijzonder zal komen, ten zuidwesten van de voorziene woningen zijn gesitueerd. Aldus liggen die tuinen niet nabij de woningen van [appellant] en anderen, en zullen de voorziene woningen ter zake ook als een geluidsbuffer fungeren.
5.2. Dat [appellant] en anderen vrezen voor overlast door bouwwerkzaamheden is verder begrijpelijk: bouwwerkzaamheden geven vaak ook een bepaalde overlast. Toch kan dit niet leiden tot de conclusie dat het plan daardoor gebrekkig is. De bouwwerkzaamheden hebben namelijk geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten maken geen deel uit van het besluitvormingsproces over de ruimtelijke keuze en hoeven daarom niet te worden betrokken bij de vaststelling van het plan.
Het betoog slaagt niet.
Type woningen en alternatieven
6. [appellant] en anderen betogen verder dat de raad het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid. Zij voeren daarover aan dat de raad dwingend oplegt dat goedkope starterswoningen moeten worden gebouwd en dat het door hen voorgestelde alternatief, het realiseren van ‘tiny-houses’, niet voldoende door de raad is onderzocht. Deze vorm van bewoning zorgt namelijk voor minder overlast en trekt een ander publiek aan. Verder blijft op deze manier de doorkijk naar de Appelzak-Zuid bestaan.
6.1. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De raad kan ten eerste met het bestemmingsplan niet afdwingen dat in het bijzonder voor starters betaalbare woningen worden gerealiseerd. Het plan maakt die overigens wel mogelijk. Bovendien heeft de raad deugdelijk gemotiveerd waarom hij in het plan in rijwoningen voorziet. Uit paragraaf 3.3.2 van de toelichting blijkt namelijk dat in de kern van Moerdijk een woningbehoefte bestaat van ongeveer 40 woningen en welke behoefte in het bijzonder rijwoningen voor starters betreft. Deze onderbouwing komt voort uit een gemeentebreed uitgevoerd onderzoek naar de woningbehoefte. [appellant] en anderen hebben deze onderzoeken niet bestreden.
Het betoog slaagt niet.
Inspraak
7. [appellant] en anderen betogen dat de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan onzorgvuldig is verlopen omdat zij onvoldoende inspraak hebben gehad in de voorfase van het plan en dat het stedenbouwkundig concept niet breed wordt gedragen door de bewoners. [appellant] en anderen voeren daarover aan dat zij bij de Dorpstafel, waar het plan is besproken, geen invloed hebben gehad op welke typen woningen het plan mogelijk maakt en bij de Dorpstafel verder ook niet om hun mening is gevraagd.
7.1. De raad heeft de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan zorgvuldig doorlopen. Het besluit tot vaststelling van het plan is namelijk voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In overeenstemming met deze procedure zijn [appellant] en anderen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Dat hebben zij ook gedaan. Het bieden van inspraak en overleg voorafgaand aan de ter inzagelegging maakt geen deel uit van de in de Wro neergelegde bestemmingsplanprocedure.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
638-1167