ECLI:NL:RVS:2025:6229
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen beslissing college van beroep voor de examens Technische Universiteit Eindhoven
In deze zaak heeft de verzoeker de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van een beroep tegen een beslissing van het college van beroep voor de examens (CBE) van de Technische Universiteit Eindhoven, genomen op 8 september 2025. De verzoeker is woonachtig in [woonplaats] en heeft zijn verzoek ingediend hangende het beroep tegen de eerdergenoemde beslissing van het CBE.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 november 2025 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als het CBE aanwezig waren. Het CBE werd vertegenwoordigd door mr. L.L.M. Prinsen, mr. A.D. van Eggelen en M. Visschers. Tijdens de zitting is het verzoek besproken, en de voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat er recentelijk een uitspraak is gedaan in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:RVS:2025:6215).
Op basis van deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek van de verzoeker als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat het CBE geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is op 24 december 2025 openbaar uitgesproken en is vastgesteld door mr. J.M. Willems, met mr. P.A. de Vink als griffier.