ECLI:NL:RVS:2025:610
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling
Op 19 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft een vreemdeling die op 1 december 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende, welke door de minister van Asiel en Migratie werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 22 januari 2025 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de minister vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de vreemdeling binnen vier weken naar Senegal moest vertrekken, maar deze uitspraak werd door zowel de vreemdeling als de minister aangevochten in hoger beroep.
In het kader van het hoger beroep heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de ingediende argumenten, besloten om de voorlopige voorziening toe te kennen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 907,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de noodzaak om te waarborgen dat zij niet onterecht worden uitgezet tijdens het proces van hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het waarborgen van de rechten van de vreemdeling in deze zaak.