ECLI:NL:RVS:2025:5963

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
202400275/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor sociale huurwoningen in Steenwijkerland

Op 10 oktober 2023 heeft de raad van de gemeente Steenwijkerland het bestemmingsplan "Bergstein Wethouder Slootstraat/De Erfgenamen" vastgesteld, dat de ontwikkeling van elf sociale huurwoningen mogelijk maakt in de nieuwbouwwijk Bergstein in Tuk. Appellanten, bewoners van de Wethouder Slootstraat, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan niet aansluit op de woningbehoefte in Steenwijk. Zij stellen dat er al een overschot aan sociale huurwoningen is en dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de behoefte aan koopwoningen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 15 september 2025. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er in Steenwijkerland een toenemende vraag naar sociale huurwoningen is en dat de harde plancapaciteit van 109 sociale huurwoningen niet voldoende is om in de behoefte van 187 woningen te voorzien. De Afdeling oordeelt dat de raad voldoende onderbouwd heeft dat de elf sociale huurwoningen die met het plan mogelijk worden gemaakt, voorzien in een behoefte, ondanks de grotere vraag naar koopwoningen. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202400275/1/R3.
Datum uitspraak: 10 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Tuk, gemeente Steenwijkerland,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Steenwijkerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Bergstein Wethouder Slootstraat/De Erfgenamen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 15 september 2025, waar [appellant] en anderen, van wie [appellant] en [persoon] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Bašić en J. Vriesema, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 8 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van elf woningen op een onbebouwd perceel in de nieuwbouwwijk Bergstein in de kern Tuk, gelegen in de gemeente Steenwijkerland. Uit de plantoelichting blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van elf sociale huurwoningen. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Wethouder Slootstraat en aan de oostzijde aan De Erfgenamen. [appellant] en anderen wonen aan de Wethouder Slootstraat. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan, omdat de in het plan voorziene woningen volgens hen niet stroken met de woningbehoefte in Steenwijk.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
Woningbehoefte Steenwijkerland
4.       [appellant] en anderen betogen dat het plan niet aansluit op de woningbehoefte in Steenwijk. Hiertoe voeren zij aan dat het plan voorziet in de realisatie van elf sociale huurwoningen, terwijl er in de gemeente Steenwijkerland al een overschot aan sociale huurwoningen is. Zij verwijzen daarbij naar het document "Stand van zaken uitvoering woningbouw, versie februari 2023", waaruit volgens hen volgt dat de benodigde plancapaciteit van het aantal sociale huurwoningen met 110 woningen wordt overschreden. [appellant] en anderen betwisten niet dat het benodigde programma voor sociale huurwoningen 187 bedraagt, maar volgens hen is er al voldoende plancapaciteit om in dat benodigde programma te kunnen voorzien. De raad had volgens hen namelijk niet alleen de harde plancapaciteit, maar ook de zachte plancapaciteit in zijn afweging bij de besluitvorming over dit plan moeten betrekken.
Verder voeren [appellant] en anderen aan dat er in gemeente Steenwijkerland meer behoefte aan koopwoningen is dan behoefte aan sociale huurwoningen. Zij wijzen erop dat het tekort aan koopwoningen in Steenwijkerland groter is dan het tekort aan sociale huurwoningen. De al bestaande onbalans tussen plancapaciteit in koop- en sociale huurwoningen wordt daarom door dit plan verder versterkt, vinden [appellant] en anderen.
4.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien." Artikel 1.1.1, aanhef en onder i, luidt:
"In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."
4.2.    Zoals de Afdeling heeft overwogen onder 6.3 in haar uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, kan, wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan elf woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro, kunnen worden aangemerkt, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.
4.3.    Omdat de elf woningen die met het plan mogelijk worden gemaakt gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie kunnen worden aangemerkt, wordt gelet op het vorenstaande met dit plan geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk gemaakt. Dat betekent dat dit artikellid niet van toepassing is. Dit neemt niet weg dat aan de eisen van het eerste lid van artikel 3.1.6 van het Bro moet worden voldaan. Bij de toets of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening moet onder meer beoordeeld worden of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte.
4.4.    De raad heeft in paragraaf 4.3.4 van de plantoelichting omschreven dat er in de gemeente Steenwijkerland ongeveer 5.385 sociale huurwoningen in het bezit van woningcorporaties zijn. Uit het woningmarktonderzoek Steenwijkerland 2016 is volgens de raad naar voren gekomen dat in Steenwijk een toenemende vraag naar sociale huurwoningen wordt verwacht, waardoor de gewenste voorraad aan sociale huurwoningen in de  gemeente Steenwijkerland in 2025 tussen de 5.150 en 5.650 bedraagt.
In zijn verweerschrift neemt de raad daarnaast het standpunt in dat de stelling van [appellant] en anderen dat de benodigde plancapaciteit van sociale huurwoningen met 110 woningen wordt overschreden, onjuist is. De raad onderbouwt dit standpunt met een verwijzing naar het document "Stand van zaken uitvoering woningbouw, versie februari 2023". Daaruit volgt dat er in Steenwijk een woningbehoefte is van 187 sociale huurwoningen, terwijl de harde plancapaciteit uit 109 sociale huurwoningen bestaat. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat hij wel rekening heeft gehouden met de zachte plancapaciteit, maar dat de zachte plancapaciteit onvoldoende zeker is om als uitgangspunt te hanteren bij het berekenen van de behoefte aan een bepaald woningtype.
4.5.    De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de zachte plancapaciteit. Daartoe overweegt de Afdeling dat de raad bij de beoordeling van het bestaande aanbod geen rekening hoeft te houden met plannen voor ontwikkelingen die ten tijde van de vaststelling van het plan onvoldoende concreet waren, of met gegevens die niet als voldoende vaststaand kunnen worden aangemerkt, zoals de zogenoemde zachte plancapaciteit. De raad heeft daarnaast voldoende onderbouwd dat de harde plancapaciteit ten tijde van de vaststelling van het plan onvoldoende was om in het benodigde programma te kunnen voorzien. Uit het document "Stand van zaken uitvoering woningbouw, versie februari 2023" volgt immers dat er in Steenwijkerland nog 187 sociale huurwoningen nodig zijn, terwijl de harde plancapaciteit slechts uit 109 woningen bestaat, waardoor een toename van de harde plancapaciteit van 78 woningen nodig is om aan het benodigde programma te voldoen. De raad heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat met de elf sociale huurwoningen die dit plan mogelijk maakt, wordt voorzien in een behoefte.
Dat de behoefte aan koopwoningen in Steenwijkerland groter is dan de behoefte aan sociale huurwoningen, zoals [appellant] en anderen aanvoeren, leidt ook niet tot het oordeel dat het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. Dat er in Steenwijkerland ook een grote behoefte aan koopwoningen bestaat, neemt namelijk niet weg dat de raad voldoende heeft onderbouwd dat de beoogde elf sociale huurwoningen ook voorzien in een behoefte.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Lap
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025
288-1117