202405094/2/R4.
Datum uitspraak: 18 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend in Epe,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Epe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoofdstraat 212 Epe" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 13 februari 2025, waar [verzoekers] en de raad, vertegenwoordigd door D.D. Scarse MSc, zijn verschenen. Verder is op de zitting Woonstichting Triada, vertegenwoordigd door mr. L. de Jeu en mr. P.A. Kok, advocaat te Rotterdam, en [persoon], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 27 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Woonstichting Triada wil aan de Hoofdstraat 212 in Epe een appartementengebouw met 32 sociale huurwoningen realiseren. Het bij het besluit van 20 juni 2024 vastgestelde bestemmingsplan maakt dit mogelijk.
[verzoekers] wonen direct ten westen van het plangebied. Zij hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 20 juni 2024, onder meer omdat zij overlast vrezen van het appartementengebouw.
3. Voor de bouw van het appartementengebouw is op 24 december 2024 een omgevingsvergunning verleend aan Woonstichting Triada. Naar aanleiding hiervan hebben [verzoekers] de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het besluit van 20 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Beoordeling van het verzoek
4. De voorzieningenrechter zal hierna, aan de hand van de door [verzoekers] aangevoerde beroepsgronden, bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet in stand blijft. Dit voorlopig rechtmatigheidsoordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend in de bodemprocedure.
5. [verzoekers] voeren aan dat er bij de totstandkoming van het bestemmingsplan onvoldoende mogelijkheden zijn geweest voor inspraak en participatie.
5.1. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is, in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wro, voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Daarbij is een ieder de mogelijkheid geboden om zienswijzen over het ontwerpplan naar voren te brengen. De voorbereiding van het besluit voldoet daarmee aan de wettelijke eisen.
5.2. Voorafgaand aan deze wettelijke voorbereidingsprocedure is op grond van gemeentelijk beleid een participatietraject doorlopen. Blijkens de plantoelichting en de zienswijzennota heeft Woonstichting Triada haar plannen voor het appartementengebouw tijdens een informatieavond gedeeld met de omgeving, wijzigingen aangebracht naar aanleiding van de tijdens die avond gegeven reacties en die wijzigingen tijdens een tweede informatieavond gedeeld met de omgeving. In de zienswijzennota heeft de raad uiteengezet dat en waarom hiermee aan alle stappen van het gemeentelijk participatiebeleid is voldaan. Daargelaten of het niet volledig doorlopen van die stappen aanleiding zou kunnen geven voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onrechtmatig tot stand is gekomen, ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan die uiteenzetting te twijfelen. Zelfs als, zoals [verzoekers] stellen, Woonstichting Triada bij hen de indruk heeft gewekt dat zij ook persoonlijk een reactiemogelijkheid zouden krijgen, betekent dit niet dat het participatietraject niet voldoet aan het gemeentelijk beleid. In dit beleid staat op zichzelf niet dat zo’n persoonlijke reactiemogelijkheid geboden moet worden. Dat zij geen persoonlijke reactiemogelijkheid hebben gehad, laat verder onverlet dat zij meerdere momenten hebben gehad om zich over de plannen uit te laten. Ook hun meer algemene gevoel dat er door Woonstichting Triada en de raad niet goed naar hen is geluisterd bij de totstandkoming van het bestemmingsplan, is niet voldoende voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onrechtmatig tot stand is gekomen.
5.3. Gelet op het voorgaande, verwacht de voorzieningenrechter niet dat wat [verzoekers] aanvoeren over inspraak en participatie er in de bodemprocedure toe zal leiden dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet in stand blijft.
6. [verzoekers] voeren aan dat de raad onvoldoende heeft onderzocht wat de gevolgen van het bestemmingsplan zijn voor hun woon- en leefklimaat. Zij vinden het appartementengebouw, gelet op de maximale bouwhoogte van 20 m, te hoog en niet passend in de omgeving. Verder vrezen zij, gelet op het aantal appartementen dat mogelijk wordt gemaakt, voor geluidsoverlast van het appartementengebouw en de bijbehorende parkeerplaats, alsmede voor verkeershinder.
6.1. In de plantoelichting en de zienswijzennota is de raad ingegaan op deze aspecten.
De maximale bouwhoogte bedraagt weliswaar in het midden van het bouwvlak 20 m, maar loopt naar de zijkanten - in de richting van nabijgelegen woningen - trapsgewijs af naar 11 m en vervolgens 8 m. Gelet hierop, en omdat het gebouw de lijnen van de Hoofdstraat en de N309 volgt, is het volgens de raad passend in de omgeving. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.
De kortste afstand tussen het appartementengebouw en de woning en tuin van [verzoekers] bedraagt ongeveer 34 m en 19 m. De kortste afstand tussen de parkeerplaats en hun woning en tuin bedraagt ongeveer 27 m en 12 m. Hoewel enige geluidshinder in hun woning en tuin niet uitgesloten is, heeft de raad zich - gelet op deze afstanden - op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Over verkeer is in de plantoelichting opgemerkt dat het appartementengebouw gemiddeld tot 131,2 voertuigbewegingen per etmaal zal leiden. Het plangebied wordt aan de noordkant ontsloten op de Glazenmaker, zo ver mogelijk van de woningen ten westen van het plangebied. Deze ontsluiting gaat vrijwel direct over in de Hoofdstraat en de N309. Gelet hierop, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet zal leiden tot onaanvaardbare verkeershinder.
6.2. Gelet op het voorgaande, verwacht de voorzieningenrechter niet dat wat [verzoekers] aanvoeren over de maximale bouwhoogte, geluid en verkeer er in de bodemprocedure toe zal leiden dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet in stand blijft.
7. Ook wat [verzoekers] voor het overige hebben aangevoerd, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding voor die verwachting.
Conclusie
8. Het verzoek wordt afgewezen.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter
w.g. Van Grinsven
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2025
462