ECLI:NL:RVS:2025:5731

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
202502122/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen last onder dwangsom voor exploitatie van een seksinrichting zonder vergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de burgemeester van Velsen, die op 16 augustus 2023 een last onder dwangsom heeft opgelegd voor het zonder vergunning exploiteren van een seksinrichting. [appellant] woont in IJmuiden en is het niet eens met de opgelegde last. De rechtbank Noord-Holland heeft op 5 maart 2025 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan. De burgemeester heeft de last onder dwangsom opgelegd omdat de binnentreding van opsporingsambtenaren niet onrechtmatig was, aangezien de sekswerkers in de woning toestemming hadden gegeven voor de binnentreding. De rechtbank oordeelde dat [appellant] als hoofdbewoner verantwoordelijk is voor het gebruik van zijn woning als seksinrichting. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de opsporingsambtenaren niet bevoegd waren tot binnentreden, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de toestemming van de sekswerkers voldoende was voor de binnentreding en dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van het gebruik van zijn woning voor sekswerk. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

202502122/1/A2.
Datum uitspraak: 26 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in IJmuiden, gemeente Velsen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 5 maart 2025 in zaak nr. 24/628 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Velsen.
Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2023 heeft de burgemeester aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd voor het zonder vergunning exploiteren van een seksinrichting.
Bij besluit van 11 januari 2024 heeft de burgemeester het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingediende beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 31 oktober 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.R.V. van der Vinne, advocaat in Hoofddorp, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. de Jong, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] woont op de [locatie] in IJmuiden. De burgemeester heeft aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd voor het zonder vergunning exploiteren van een seksinrichting in deze woning. [appellant] is het hier niet mee eens.
2.       De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester de last onder dwangsom mocht opleggen. De binnentreding van de opsporingsambtenaren was niet onrechtmatig. [appellant] heeft niet betwist dat de sekswerkers die op dat moment de woning bewoonden toestemming hebben gegeven voor de binnentreding. [appellant] is als hoofdbewoner verantwoordelijk voor het gebruik van zijn woning als seksinrichting. De woning is dusdanig klein dat het niet aannemelijk is dat de vrouwen zonder medeweten en instemming van [appellant] sekswerk konden verrichten in de woning. Daarbij komt dat één van de vrouwen heeft verklaard dat ze huur betaalt voor de woning. [appellant] is als hoofdbewoner verantwoordelijk voor het strijdige gebruik van zijn woning. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet wist en ook niet kon weten dat de vrouwen zijn woning gebruikten voor sekswerk.
Hoger beroep en de beoordeling daarvan
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de opsporingsambtenaren niet bevoegd waren tot het binnentreden van de woning. Het bewijs dat is verkregen mag daardoor niet gebruikt worden. [appellant] betoogt verder dat hij niet schuldig is aan het zonder vergunning exploiteren van een seksinrichting. Hij stelt dat hij de vrouwen slechts onderdak heeft geboden, maar niets van het sekswerk wist.
3.1.    Omdat geen machtiging tot binnentreding is afgegeven, mochten de toezichthouders de woning alleen met toestemming van de bewoner betreden. Niet in geschil is dat [appellant] die toestemming niet heeft gegeven. De rechtbank heeft echter terecht overwogen dat zijn toestemming ook niet nodig was, omdat de toestemming moet worden gegeven door de bewoner. Dat is degene die een woning als zodanig gebruikt (zie de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2634, onder 5.2).
3.2.    Uit de bestuurlijke rapportage van het Prostitutie Controle Team Kennemerland van 7 juli 2023 volgt dat de toegang tot de woning werd verschaft door één van de sekswerkers met aliasnaam [naam]. De sekswerkers konden door de toezichthouders als bewoners worden aangemerkt, omdat zij in de woning verbleven. Dat de sekswerkers pas sinds enkele dagen in de woning verbleven, zoals [appellant] op de zitting van de Afdeling heeft gesteld, maakt dit niet anders. Op het moment van binnentreden gebruikten de sekswerkers de woning in de hoedanigheid van bewoner, gelet op het feit dat op de bank in de woonkamer een naakte man werd aangetroffen. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat de toezichthouders de woning na de verleende toestemming dus mochten betreden en de burgemeester de bestuurlijke rapportage aan de besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
3.3.    In wat [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd over de vraag of hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het exploiteren van de seksinrichting , ziet de Afdeling geen aanleiding om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen. Zij onderschrijft de onder 6.1 van de uitspraak van de rechtbank opgenomen overweging waarop dat oordeel is gebaseerd.
3.4.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
5.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J.Q. Oskam, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Oskam
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025
1067