ECLI:NL:RVS:2025:5608

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
202304224/3/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake gebreken in besluit op bezwaar Herstel Groningen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 november 2025 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant A], mede namens wijlen [appellant B], tegen de staatssecretaris Herstel Groningen. De zaak betreft de gebreken in het besluit op bezwaar van 7 augustus 2023, waarbij de staatssecretaris had besloten dat de woningen van [appellant A] en (wijlen) [appellant B] voldoen aan de veiligheidsnorm en niet in aanmerking komen voor het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen. De Afdeling had eerder, op 2 oktober 2024, de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken de gebreken in het besluit te herstellen. De staatssecretaris heeft echter nagelaten de namen van de opstellers van de expert opinions van Smeets Bouwmanagement en Advies B.V. kenbaar te maken, ondanks dat hij deze informatie wel heeft. De Afdeling heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de opdracht en heeft hem opgedragen om binnen vier weken de namen alsnog bekend te maken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie en de verplichting van de staatssecretaris om te voldoen aan de wettelijke eisen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

202304224/3/A2.
Datum uitspraak: 19 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de hoger beroepen van:
[appellant A], mede namens wijlen [appellant B] (hierna: [appellant]), wonend in [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Nederland van 23 mei 2023 in zaak nr. 22/1033 en 22/1034 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
de staatssecretaris Herstel Groningen (voorheen: de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat).
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 2 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3946 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken na verzending daarvan met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen de gebreken in het besluit op bezwaar van 7 augustus 2023 te herstellen.
Bij brief van 19 december 2024 heeft de staatssecretaris een aanvullende motivering van het besluit van 7 augustus 2023 gegeven.
Bij brief van 17 januari 2025 heeft [appellant] een zienswijze ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken overgelegd.
Desgevraagd heeft de staatssecretaris bij brief van 30 september 2025 een nadere toelichting op de aanvullende motivering gegeven.
Bij brief van 1 oktober 2025 heeft [appellant] hierop gereageerd.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2025, waar [appellant] en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.M. Don en mr. G.H. Poort-van Drempt, vergezeld door R. Kamer, deskundige, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft bij besluiten van 25 januari 2022 onder verwijzing naar expert opinions van Smeets Bouwmanagement en Advies B.V. (hierna: Smeets) van 22 en 23 februari 2021 besloten dat de woningen van [appellant A] en (wijlen) [appellant B] voldoen aan de veiligheidsnorm en niet voor beoordeling binnen het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen in aanmerking komen.
De tussenuitspraak
2.       De Afdeling heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld op grond van artikel 8:51d van de Awb het gebrek in de besluiten van 25 januari 2022 te herstellen door binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak alsnog:
- De naam van de opsteller(s) van de expert opinions kenbaar te maken.
- Duidelijk te maken welke eisen de staatssecretaris stelt aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de opstellers en te beoordelen of aan die eisen is voldaan.
Aanvullende motivering
3.       De staatssecretaris heeft de namen van de opstellers van de expert opinions niet kenbaar gemaakt. Volgens de staatssecretaris is de directeur van Smeets niet bereid de namen van de opstellers van de expert opinions te geven. [appellant] heeft in het verleden vaker rechtstreeks contact gezocht met medewerkers van Smeets en zich daarbij bedreigend opgesteld. Smeets wil zijn medewerkers in bescherming nemen en wil niet dat via het procesdossier de namen van de deskundigen bij [appellant] terecht komen.
4.       De staatssecretaris heeft op de zitting toegelicht sinds de tussenuitspraak in alle gevallen namen van deskundigen kenbaar te maken, ook als de deskundigen bij Smeets werken. In dit geval kent de staatssecretaris de namen van de opstellers van de expert opinions, maar honoreert hij de wens van Smeets om deze niet kenbaar te maken. De naam van de controleur van de expert opinions is wel kenbaar gemaakt.
Zienswijze van [appellant]
5.       [appellant] betoogt dat de staatssecretaris niet aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht heeft voldaan en betwist dat hij zich agressief of bedreigend heeft gedragen jegens medewerkers van Smeets.
Oordeel van de Afdeling
6.       De staatssecretaris heeft op de zitting desgevraagd geen inzicht gegeven in de aard en omvang van de gestelde bedreigingen gericht tegen de deskundigen van Smeets. Deze zijn op geen enkele wijze onderbouwd. De staatssecretaris heeft volstaan met de opmerking dat een aantal medewerkers van Smeets in hetzelfde dorp als [appellant] woont en niet te weten waaruit de bedreigingen hebben bestaan. De staatssecretaris heeft daarnaast ook geen verzoek met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb om beperkte kennisneming gedaan, waarbij uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van de namen en van de motivering van dat verzoek. Zo kan de Afdeling niet beoordelen of in dit geval aanleiding bestaat om de namen van de opstellers van de expert opinions niet kenbaar te maken. Bij deze stand van zaken resteert alleen de conclusie dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de opdracht door de namen van de deskundigen niet te verstrekken.
7.       Ten overvloede overweegt de Afdeling het volgende. De staatssecretaris heeft op de zitting desgevraagd toegelicht te hebben afgezien van een verzoek om de namen aan de Afdeling kenbaar te maken met een verzoek om geheimhouding daarvan, omdat bij weigering van het verzoek om geheimhouding de namen automatisch in het dossier en dus bij [appellant] terecht zouden komen. Deze veronderstelling is niet juist. Wanneer de geheimhoudingskamer het verzoek niet gerechtvaardigd acht, wijst zij het verzoek af en bepaalt zij dat het stuk aan de partij die het verzoek heeft gedaan wordt teruggezonden. In dat geval wordt aan de desbetreffende partij verzocht het stuk alsnog aan de Afdeling toe te zenden. Als de geheimhoudingskamer het verzoek om beperkte kennisneming wel gerechtvaardigd acht, wordt aan de andere partij(en) gevraagd om toestemming tot kennisneming van het stuk door de kamer die in de bodemprocedure over het (hoger) beroep oordeelt (zie artikel 8:29, vijfde lid, Awb). Wordt het verzoek gedeeltelijk gehonoreerd, dan wordt de verzoeker verzocht een met inachtneming van de uitspraak geschoonde versie van het stuk aan de Afdeling toe te zenden. Geeft de verzoeker geen gevolg aan dat verzoek dan kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden (artikel 8:31 van de Awb). Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367, onder 17.
Conclusie
8.       De staatssecretaris heeft het gebrek in de besluiten van 25 januari 2022 niet hersteld.
Opdracht aan de staatssecretaris
9.       Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de staatssecretaris opdragen om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak alsnog de namen van de opstellers van de experts opinions kenbaar te maken. De staatssecretaris kan de namen onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb verstrekken, met een motivering waarom geheimhouding gerechtvaardigd is (zie de genoemde overzichtsuitspraak onder 10).
Proceskosten en griffierecht
10.     In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de staatssecretaris Herstel Groningen op om binnen vier weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
a.       met inachtneming van de overwegingen ervan het gebrek in de besluiten van 25 januari 2022 te herstellen, en
b.       de Afdeling en partijen de uitkomst mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. J.M. Willems en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Planken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2025
299