202501349/1/A2.
Datum uitspraak: 5 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 februari 2025 in zaak nr. 24/5463 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2023 heeft de CSG aan [appellant] € 2.500,- uitgekeerd uit het schadefonds geweldsmisdrijven.
Bij besluit van 22 april 2024 heeft de CSG het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2025 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2025, waar de CSG, vertegenwoordigd door mr. A.S.R. Bisesser-Chigharoe, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De CSG kent uit het schadefonds uitkeringen toe aan een ieder die door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen.
2. [appellant] heeft op 6 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het schadefonds, omdat hij van 1 oktober 2015 tot en met 4 december 2016 stelselmatig met de dood is bedreigd en een keer is mishandeld.
3. De door de CSG toegekende uitkering van € 2.500,- is gebaseerd op letselcategorie 2 van de zogenoemde Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst) van 1 november 2022. Volgens de CSG is het aannemelijk dat [appellant] in de genoemde periode het slachtoffer was van stalking.
Uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een uitkering in letselcategorie 3. De CSG heeft bij [appellant] psychisch letsel verondersteld en hem een uitkering toegekend voor letselcategorie 2, omdat hij van 1 oktober 2015 tot en met 4 december 2016 stelselmatig werd bedreigd door zijn buurman. De periode en daarmee de duur van de belaging volgen uit de aanvraag van [appellant] en zijn aangifte van 4 december 2016. Dat [appellant] eerst in beroep stelt dat de bedreigingen ook na 2017 nog hebben voortgeduurd, maakt niet dat daarmee letselcategorie 3 van toepassing is. De CSG heeft onderzocht of [appellant] op grond van daadwerkelijk letsel recht heeft op een hogere uitkering. Omdat [appellant] niet voor psychisch letsel is behandeld, heeft de CSG dat niet kunnen vaststellen.
5. De uitkering uit het schadefonds is een financiële tegemoetkoming aan een slachtoffer van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf en geeft uiting aan solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. Anders dan [appellant] betoogt, heeft hij geen recht op een hogere uitkering om (gesteld) falen van de overheid te compenseren.
6. [appellant] heeft niet onderbouwd dat de CSG in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld.
Hoger beroep van [appellant]
7. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank.
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
9. De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Schuurman, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025
1100