ECLI:NL:RVS:2025:5319

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
202400784/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. de Groot
  • M.M. Kaajan
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herbeoordeling kinderopvangtoeslag en institutionele vooringenomenheid door de Dienst Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010, 2011 en 2012 door de Dienst Toeslagen werd afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van institutioneel vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen. [appellant] stelt dat zij door de terugvordering van de kinderopvangtoeslag in financiële problemen is gekomen, wat heeft geleid tot haar verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 30 september 2025, waarbij [appellant] werd bijgestaan door haar advocaat. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Dienst Toeslagen niet vooringenomen heeft gehandeld. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de terugvordering van de voorschotten kinderopvangtoeslag het gevolg was van wijzigingen die [appellant] zelf had doorgegeven. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

202400784/1/A2.
Datum uitspraak: 5 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 22 december 2023 in zaak nr. 22/5866 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (nu en hierna: de Dienst Toeslagen).
Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2022 heeft de Dienst Toeslagen het verzoek van [appellant] om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010, 2011 en 2012 afgewezen.
Bij besluit van 6 december 2022 heeft de Dienst Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 december 2022 vernietigd voor zover dat ziet op het niet willen uitvoeren van een herbeoordeling over de jaren 2008 en 2009 en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand worden gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 30 september 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.P. van Knippenbergh, advocaat in Best, per videoverbinding, en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. I. Mulder en mr. M. Krari, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Deze uitspraak gaat over de door [appellant] gevraagde compensatie in het kader van de hersteloperatie toeslagen. De compensatieregeling in de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) is bedoeld voor gedupeerden van zowel institutionele vooringenomenheid als hardheid van het stelsel.
2.       Gedurende de looptijd van de hersteloperatie heeft de Dienst Toeslagen op basis van verschillende herstelregelingen compensatie toegekend. Met ingang van 5 november 2022 is de Wht van kracht. Op grond van het overgangsrecht worden compensatiebeschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
3.       [appellant] heeft op 21 november 2019 een verzoek gedaan om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 tot en met 2012. Het gaat haar in hoger beroep alleen nog om de jaren 2011 en 2012. De Dienst Toeslagen heeft het besluit van 20 augustus 2022 genomen met verwijzing naar het advies van de Commissie van Wijzen van 28 juli 2021. In het besluit van 6 december 2022 heeft de Dienst Toeslagen dat besluit gehandhaafd en zich, met verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie van 11 oktober 2022, voor de jaren 2011 en 2012 op het standpunt gesteld dat er geen fouten zijn gemaakt en dat geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel.
4.       Het geschil gaat over de vraag of de Dienst Toeslagen vooringenomen heeft gehandeld bij de herbeoordeling van de terugvordering van de voorschotten kinderopvangtoeslag die [appellant] in de toeslagjaren 2011 en 2012 voor haar drie kinderen heeft gekregen. [appellant] stelt dat zij door de terugvordering heeft moeten stoppen met haar opleiding, van de voedselbank gebruik heeft moeten maken en haar huur en elektriciteit niet meer heeft kunnen betalen, waardoor zij noodgedwongen naar het Verenigd Koninkrijk heeft moeten verhuizen.
Uitspraak van de rechtbank
Toeslagjaar 2011
5.       Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van institutioneel vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen bij besluit van 4 december 2010 aan [appellant] een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2011 heeft verleend van € 13.565,00. Bij besluit van 26 januari 2011 heeft de Dienst Toeslagen, na een door [appellant] doorgegeven wijziging van het aantal opvanguren, het voorschot verhoogd naar € 16.927,00. Bij besluit van 9 maart 2012 heeft de Dienst Toeslagen het voorschot verhoogd (lees: verlaagd) naar € 16.881,00. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat [appellant] voor de definitieve berekening voor het toeslagjaar 2011 aan de Dienst Toeslagen de jaaropgaven van de kinderopvanginstelling van 12 oktober 2012 (lees: 12 september 2012) heeft toegestuurd en dat de Dienst Toeslagen op basis hiervan de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 bij besluit van 4 maart 2014 definitief heeft vastgesteld op € 15.569,00 en € 1.223,00 aan teveel ontvangen kinderopvangtoeslag heeft teruggevorderd. De terugvordering van de voorschotten kinderopvangtoeslag over 2011 is volgens de rechtbank ontstaan naar aanleiding van wijzigingen van [appellant] in het eerder door haar doorgegeven aantal opvanguren, het uurtarief daarvan en haar toetsingsinkomen. Het is volgens de rechtbank inherent aan het systeem van toeslagen dat, zolang het recht op toeslag nog niet definitief is vastgesteld, de Dienst Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag kan aanpassen bij tussentijdse wijzigingen die een ouder op basis van zijn informatieplicht doorgeeft in het inkomen of het aantal opvanguren. Doordat [appellant] zelf een wijziging in haar inkomen en het aantal opvanguren heeft doorgeven, is haar voorschot kinderopvangtoeslag verlaagd. Deze systematiek maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de teveel uitbetaalde voorschotten ten onrechte zijn teruggevorderd.
Toeslagjaar 2012
6.       Naar het oordeel van de rechtbank duidt het niet op vooringenomen of onzorgvuldig handelen dat de Dienst Toeslagen de over 2012 uitbetaalde voorschotbedragen van € 4.140,00 van [appellant] heeft teruggevorderd. De herziening die tot een terugvordering heeft geleid is, zoals al aangegeven bij het toeslagjaar 2011, een gevolg van het systeem van toeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] eind 2011 een melding heeft gedaan dat zij de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2012 wilde stopzetten en dat de Dienst Toeslagen naar aanleiding hiervan haar een paar keer heeft geprobeerd te bellen, wat uiteindelijk op 20 februari 2012 is gelukt, en daarop meteen de uitbetaling van kinderopvangtoeslag heeft stopgezet. De rechtbank heeft overwogen in de stukken geen steun te vinden voor de stelling van [appellant] dat zij de kinderopvangtoeslag noodgedwongen heeft moeten stopzetten vanwege de vele terugvorderingen en dat dit signaal door de Dienst Toeslagen niet is opgepakt, waardoor de uitbetaling is blijven doorlopen. Uit het dossier blijkt volgens de rechtbank namelijk dat de Dienst Toeslagen de voorschotten kinderopvangtoeslag pas vanaf 2013 is gaan terugvorderen naar aanleiding van de definitieve toekenning van het recht op kinderopvangtoeslag over 2011.
Beoordeling van het hoger beroep
Toeslagjaar 2011
7.       [appellant] voert aan dat zij zich niet herkent in de overweging van de rechtbank dat het besluit van 26 januari 2011 is genomen na een door haar doorgegeven wijziging van het aantal opvanguren. Verder voert zij aan dat de Dienst Toeslagen bij besluit van 9 maart 2012 zelf het voorschot heeft verhoogd naar € 16.881,00.
8.       Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat in het jaar 2011 geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen van de Dienst Toeslagen.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het besluit van 26 januari 2011 is genomen na een door [appellant] doorgegeven wijziging van het aantal opvanguren. In het besluit van 26 januari 2011 staat dat [appellant] kinderopvangtoeslag 2011 heeft aangevraagd, een jaaroverzicht heeft opgestuurd of wijzigingen in haar situatie heeft doorgegeven, met als ingangsdatum 1 januari 2011. In het advies van de Commissie van Wijzen staat dat in 2011 de voorschotten op reguliere wijze zijn gecorrigeerd voor door [appellant] doorgegeven wijzigingen en dat de definitieve berekeningen zijn gebaseerd op de door haar toegezonden stukken, waaronder de jaaropgaven. In het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie is geconcludeerd dat uit door [appellant] zelf aangeleverde gegevens over de daadwerkelijk afgenomen uren kinderopvang en haar toetsingsinkomen is gebleken dat zij een te hoog voorschot had ontvangen. In de schriftelijke uiteenzetting heeft de Dienst Toeslagen bevestigd dat [appellant] op 11 januari 2011 zelf een wijziging in de kinderopvanggegevens heeft doorgegeven met ingang van 1 januari 2011 en een wijziging in haar inkomen. Dit volgt, zoals de Dienst Toeslagen op de zitting heeft toegelicht, uit de door de Dienst Toeslagen overgelegde uitdraai van geregistreerde gegevens.
Anders dan [appellant] stelt, gaat het bij het besluit van 9 maart 2012 niet om een verhoging maar om een verlaging van het voorschot met € 46,00 ten opzichte van het besluit van 26 januari 2011.
De gronden slagen niet.
Toeslagjaar 2012
9.       [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij de kinderopvangtoeslag al vóór 1 januari 2012 had willen stopzetten en dat het aan de Dienst Toeslagen is te wijten dat dit later is ingegaan, waardoor zij met een terugvordering van € 4.140,00 te maken kreeg. Zij stelt dat zij er in het telefoongesprek met de Dienst Toeslagen op heeft gewezen dat zij geen kinderopvangtoeslag meer wilde ontvangen vanwege de problemen die dit met zich bracht. De Dienst Toeslagen heeft dit signaal niet adequaat opgepakt. Verder voert zij aan dat de rechtbank met haar overweging dat de terugvordering pas in 2013 is vormgegeven naar aanleiding van de vaststelling van 2011, niet heeft onderkend dat in 2012 bij haar bekend werd dat zij € 1.504,00 aan teveel ontvangen voorschotten kinderopvangtoeslag over 2009 moest terugbetalen.
10.     Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat in het jaar 2012 geen sprake is van institutioneel vooringenomen of onzorgvuldig handelen van de Dienst Toeslagen.
Het dossier bevat drie telefoonnotities met als datum 20 februari 2012. In de eerste twee notities staat dat [appellant] niet is bereikt. In de laatste notitie van die dag om 14:01:24 uur staat dat [appellant] telefonisch is bereikt. Daarbij is vermeld dat [appellant] is gebeld omdat zij en haar kinderen niet op hetzelfde adres wonen. Als doel/omschrijving is vermeld dat [appellant] zal worden geïnformeerd dat zij de aanvraag kinderopvangtoeslag voorlopig toegekend blijft krijgen, dat er in de toekomst weer een controle zal plaatsvinden en dat zal worden gevraagd om welke reden zij en haar kinderen niet op hetzelfde adres wonen en zij wel kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. [appellant] heeft volgens de belnotitie geantwoord dat zij de kinderopvangtoeslag wil stopzetten per 1 januari 2012 en dat zij dit vandaag zal invullen via DigiD op www.toeslagen.nl. Uit de bij het verweer in beroep overgelegde melding volgt dat [appellant] op 20 februari 2012 om 14:17:59 uur heeft gemeld dat zij de toeslag met ingang van 1 januari 2012 wil stopzetten. Op de zitting bij de Afdeling heeft [appellant] bevestigd dat zij dit voor het eerst op 20 februari 2012 heeft gemeld. De rechtbank is er dus ten onrechte vanuit gegaan dat [appellant] al eind 2011 een melding heeft gedaan dat zij de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2012 wil stopzetten. Dit leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
De Dienst Toeslagen heeft, zoals ook de rechtbank bij haar oordeel heeft betrokken, op 20 februari 2012 de uitbetaling van kinderopvangtoeslag stopgezet. De Dienst Toeslagen heeft dit verwerkt in het besluit van 21 maart 2012. Over het toeslagjaar 2012 heeft [appellant] daardoor in december 2011, januari 2012 en februari 2012 een voorschot kinderopvangtoeslag uitbetaald gekregen, die zij met een betalingsregeling in de periode 2012-2014 heeft terugbetaald.
Verder heeft de rechtbank terecht bij haar oordeel betrokken dat uit het dossier niet blijkt dat [appellant] de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 noodgedwongen heeft moeten stopzetten vanwege de vele terugvorderingen. Onweersproken is dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, de Dienst Toeslagen de voorschotten kinderopvangtoeslag pas vanaf 2013 is gaan terugvorderen. Voor zover de gemachtigde op de zitting een beroep heeft gedaan op compensatie omdat de Dienst Toeslagen er in het telefoongesprek op zou hebben aangestuurd dat [appellant] vanwege haar angst voor terugvorderingen de kinderopvangtoeslag zou stopzetten, maar dit bij nader inzien geen goede keuze is geweest omdat haar kinderen daardoor thuis zaten, slaagt dit niet. De Afdeling acht dit, mede gelet op de telefoonnotitie en wat op de zitting is besproken, niet aannemelijk. De Afdeling heeft er op de zitting van kennisgenomen dat deze periode ingrijpend is geweest voor [appellant]. Dat [appellant] in 2012 geen opvang meer heeft afgenomen voor haar kinderen is echter een eigen keuze. Verder doet aan het oordeel over institutioneel vooringenomen of onzorgvuldig handelen ook niet af dat [appellant] in 2012 te maken kreeg met een terugvordering van € 1.504,00 aan teveel ontvangen voorschotten kinderopvangtoeslag over 2009. Die terugvordering had er immers niet aan in de weg gestaan dat zij kinderopvangtoeslag had gekregen als zij opvang voor haar kinderen had afgenomen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de herziening die tot een terugvordering heeft geleid een gevolg is van het systeem van toeslagen.
De gronden slagen niet.
Conclusie
11.     Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
12.     De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzitter, en mr. M.M. Kaajan en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. De Groot
voorzitter
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025
154