202400468/1/R1.
Datum uitspraak: 5 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Oostappen Vakantiepark Arnhem B.V., gevestigd in Asten,
appellante,
en
de raad van de gemeente Arnhem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Facetplan Vakantiepark Kemperbergerweg 771" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Oostappen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2025, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. S.K. Maessen, P. Twente en M. Lenis, bijgestaan door mr. M. van Moorsel, advocaat in Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 mei 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. De raad wil permanente bewoning van recreatiewoningen in strijd met het bestemmingsplan aanpakken op Oostappen Vakantiepark Arnhem (hierna: Vakantiepark Arnhem). Op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Arnhem Noord 2007" kon volgens de raad alleen de gebruiker rechtstreeks als overtreder worden aangemerkt. Met het vastgestelde bestemmingsplan beoogt de raad ook de eigenaar van Vakantiepark Arnhem rechtstreeks aan te kunnen spreken als overtreder indien een recreatiewoning in strijd met de planregels permanent wordt bewoond.
Oostappen is het niet eens met het bestemmingsplan en heeft daarom beroep ingesteld tegen het besluit.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het begrip "overtreder"
4. Oostappen betoogt dat raad in de plantoelichting uitgaat van een onjuiste opvatting van het begrip overtreder. De raad miskent dat ook een functioneel pleger overtreder kan zijn. Volgens Oostappen betekent dit dat de eigenaar onder het vorige bestemmingsplan ook als overtreder kon worden aangesproken. Om die reden is het niet nodig het hier voorliggende bestemmingsplan vast te stellen, aldus Oostappen.
4.1. Voor zover Oostappen zich beroept op de plantoelichting overweegt de Afdeling dat aan de plantoelichting geen juridisch bindende betekenis toekomt, omdat het geen juridisch bindend deel van het bestemmingsplan is. Voor zover Oostappen beoogt te betogen dat het nieuwe plan overbodig is omdat zij reeds kon worden aangesproken op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Arnhem Noord 2007", kan dit betoog niet slagen. Wat er ook van dit betoog zij, het leidt niet tot de conclusie dat het plan in strijd is met het recht en de raad het hier voorliggende plan daarom niet mocht vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
Het gelijkheidsbeginsel
5. Oostappen betoogt dat de raad in strijd handelt met het beginsel van willekeur. Het is onduidelijk waarom alleen voor Vakantiepark Arnhem een bestemmingsplan is vastgesteld met daarin een verbod op het laten gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning en niet voor andere vakantieparken.
5.1. De Afdeling begrijpt het betoog van Oostappen aldus dat zij een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel.
De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat zij ervoor heeft gekozen om niet voor alle vakantie- en recreatieparken gelijktijdig één overkoepelend plan vast te stellen, maar per vakantiepark te bezien of aanleiding bestaat voor een wijziging van het toegestane gebruik. Vanwege de verschillen tussen parken is besloten om per park te bekijken hoe permanente bewoning kan worden beperkt en wat voor een toekomstige invulling van de parken mogelijk en wenselijk is. Bij Vakantiepark Arnhem is geconstateerd dat er zowel recreatief als permanent wordt gewoond. Omdat bij dit recreatiepark veel problemen spelen met betrekking tot de leefbaarheid en veiligheid en er binnen een jaar 52 incidenten zijn gemeld bij de politie, heeft de raad aanleiding gezien om voor dit vakantiepark een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. De raad heeft verder in het verweerschrift toegelicht dat een soortgelijke wijziging van het bestemmingsplan ook al heeft plaatsgevonden voor "DroomPark Hooge Veluwe. Wat betreft twee andere vakantieparken heeft de raad ter zitting toegelicht dat er geen permanente bewoning is geconstateerd. Daarom acht de raad een wijziging van het bestemmingsplan voor die twee vakantieparken niet noodzakelijk. Ten slotte heeft de raad ter zitting te kennen gegeven dat bij recreatiepark De Nieuwe Maesberg weliswaar permanente bewoning is vastgesteld, maar dat er geen meldingen van overlast bekend zijn vanwege permanente bewoning. Om die reden ziet de raad op dit moment geen aanleiding om voor recreatiepark De Nieuwe Maesberg een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Gelet op deze toelichting ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel.
Het betoog slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Uylenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025
703-1124