ECLI:NL:RVS:2025:5291
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de afwijzing van verzoek om verbod op het houden van een hond
In deze zaak heeft [appellant] het college van burgemeester en wethouders van Roermond verzocht om maatregelen te nemen tegen een straatgenoot die zijn hond niet aangelijnd over straat laat lopen. Dit verzoek is gedaan via brieven op 30 augustus en 1 november 2022, waarin [appellant] vroeg om een verbod op het houden van een hond of om de straatgenoot te verplichten naar het platteland te verhuizen. Het college heeft echter op 29 november 2022 geantwoord dat het geen bevoegdheid heeft om de gevraagde maatregelen te nemen.
Vervolgens heeft [appellant] op 7 juli 2023 aan de burgemeester gemeld dat hij nog steeds geen besluit op zijn verzoek had ontvangen. Het college heeft op 1 september 2023 opnieuw aangegeven dat het niet bevoegd is om een besluit te nemen over het verbieden van het houden van een hond of het verplaatsen van iemand met een hond. Op 11 januari 2024 heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen de brief van 1 september 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2025 in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 augustus 2024 bevestigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college het bezwaar van [appellant] terecht kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het college niet de bevoegdheid heeft om de door [appellant] verzochte maatregelen te nemen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.