ECLI:NL:RVS:2025:5226
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 30 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 29 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De minister van Asiel en Migratie verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 24 maart 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 29 juli 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling bevestigde dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen reden was om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.