ECLI:NL:RVS:2025:5225
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 30 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 29 november 2024. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 13 mei 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 29 juli 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Raad bevestigde dat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord en dat er geen reden was om in dit geval anders te oordelen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.